Velen Geroepen, Weinigen Uitverkoren – Welke mensen zijn bedoeld?

Om te ontdekken welke mensen Jezus bedoelt met geroepenen en uitverkorenen moeten we kijken naar de context.

Context

  “En Jezus antwoordde en sprak opnieuw tot hen door gelijkenissen, en zei:”

Dat “antwoordde” klinkt een beetje raar in het Nederlands, omdat er geen vraag was. Het betekent dat Jezus reageerde op wat vooraf ging. Dat was dus Mattheus 21.

Daar lezen we dat Jezus zijn intocht houdt in Jeruzalem en de tempel reinigt. Direct daarop komen de overpriesters en de oudsten van het volk naar Hem toe met de vraag: ‘Met welke bevoegdheid doet U deze dingen? En wie heeft U deze bevoegdheid gegeven?

Jezus reageert daarom met drie gelijkenissen. De laatste is die van de Koninklijke Bruiloft. Ze hebben alle drie als overeenkomst dat er twee groepen mensen zijn. Een slechte, die afgewezen wordt en een andere die aangenomen wordt.  Ik heb ze rood en groen gemarkeerd.

De twee zonen 

(Mattheüs 21:28-32)

Maar wat denkt u? Iemand had twee zonen, en hij ging naar de eerste en zei: Zoon, ga vandaag in mijn wijngaard werken. Maar hij antwoordde en zei: Ik wil niet. Later kreeg hij berouw en ging erheen. En hij ging naar de tweede en zei hetzelfde, en deze antwoordde en zei: Ik ga, heer! Maar hij ging niet. Wie van deze twee heeft de wil van de vader gedaan? Zij zeiden tegen Hem: De eerste. Jezus zei tegen hen: Voorwaar, Ik zeg u dat de tollenaars en de hoeren u voorgaan in het Koninkrijk van God. Want Johannes is bij u gekomen in de weg van de gerechtigheid, en u hebt hem niet geloofd; maar de tollenaars en de hoeren hebben hem geloofd; en hoewel u dat zag, hebt u later geen berouw gehad zodat ook u hem geloofde.

De slechte landbouwers

(Mattheüs 21:33-46)

Luister naar een andere gelijkenis. Er was iemand, een heer des huizes, die een wijngaard plantte. Hij zette er een omheining omheen, groef er een wijnpersbak in uit en bouwde een toren. En hij verhuurde hem aan landbouwers en ging naar het buitenland. Toen de tijd van de vruchten naderde, stuurde hij zijn dienaren naar de landbouwers om zijn vruchten te ontvangen. En de landbouwers namen zijn dienaren, sloegen de één, doodden een ander, en stenigden een derde. Nogmaals stuurde hij andere dienaren, meer in aantal dan de eerste, en zij deden met hen hetzelfde.

Ten slotte stuurde hij zijn zoon naar hen toe en zei: Voor mijn zoon zullen zij ontzag hebben. Maar toen de landbouwers de zoon zagen, zeiden zij onder elkaar: Dit is de erfgenaam. Kom, laten we hem doden en zijn erfenis voor onszelf houden. Toen ze hem gegrepen hadden, wierpen zij hem buiten de wijngaard en doodden hem. Wanneer dan de heer van de wijngaard komen zal, wat zal hij met die landbouwers doen?

Zij zeiden tegen Hem: Hij zal die kwaaddoeners een kwade dood doen sterven en zal de wijngaard aan andere landbouwers verhuren, die hem de vruchten op hun tijd zullen geven.

Jezus zei tegen hen: Hebt u nooit gelezen in de Schriften: De steen die de bouwers verworpen hadden, die is tot een hoeksteen geworden; dit is door de Heere geschied, en het is wonderlijk in onze ogen? Daarom zeg Ik u dat het Koninkrijk van God van u weggenomen zal worden en aan een volk gegeven dat de vruchten ervan voortbrengt. En wie op deze steen valt, zal verpletterd worden; en op wie hij valt, die zal hij vermorzelen.

En toen de overpriesters en Farizeeën deze gelijkenissen van Hem hoorden, begrepen zij dat Hij over hen sprak. En zij probeerden Hem te grijpen, maar zij waren bevreesd voor de menigten, omdat die Hem voor een profeet hielden.


Jezus heeft eerder ook een uitspraak gedaan over hetzelfde thema. Die nemen we ook mee:

De hoofdman in Kapernaüm

(Mattheüs 8:5-13)

Toen Jezus Kapernaüm binnengegaan was, kwam er een hoofdman over honderd naar Hem toe, die Hem smeekte:  Heere, mijn knecht ligt verlamd thuis en lijdt hevige pijn. En Jezus zei tegen hem: Ik zal komen en hem genezen. De hoofdman antwoordde en zei: Heere, ik ben het niet waard dat U onder mijn dak komt; maar spreek slechts een woord, en mijn knecht zal genezen zijn. Want ook ik ben een mens onder het gezag van anderen en heb zelf soldaten onder mij; ik zeg tegen de één: Ga! en hij gaat; en tegen de ander: Kom! en hij komt; en tegen mijn dienaar: Doe dat! en hij doet het.

Toen Jezus dit hoorde, verwonderde Hij Zich, en zei tegen hen die Hem volgden: Voorwaar, Ik zeg u: Ik heb zelfs in Israël zo’n groot geloof niet gevonden. Maar Ik zeg u dat er velen zullen komen van oost en west en zij zullen aan tafel gaan met Abraham, Izak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen, en de kinderen van het Koninkrijk zullen buitengeworpen worden in de buitenste duisternis; daar zal gejammer zijn en tandengeknars.

Dus

Dus de uitverkorenen, dat zijn hier de Joodse leiders.

De geroepenen, dat zijn de hoeren, tollenaars en heidenen.