In zowel Mattheüs, Marcus als Lucas vinden we direct na elkaar de stukjes “Jezus zegent de kinderen” en “De rijke jongeman”. Dat is geen toeval. Ze horen bij elkaar.
Het contrast tussen “ontvangen als een kind” en “er iets voor willen doen” springt eruit.
Jezus zegent de kinderen / De rijke jongeman
Lucas 18:15. En zij brachten ook de jonge kinderen bij Hem, opdat Hij die zou aanraken. En toen de discipelen dat zagen, bestraften ze hen. 16. Jezus echter riep die kinderen tot Zich en zei: Laat de kinderen tot Mij komen en verhinder hen niet, want voor wie is zoals zij is het Koninkrijk van God. 17. Voorwaar zeg Ik u: Wie het Koninkrijk van Godniet ontvangt als een kind, zal daarin beslist niet binnengaan.
18. En een leidinggevende vroeg Hem en zei: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? 19. En Jezus zei tegen hem: Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed behalve Eén, namelijk God. 20. U kent de geboden: U zult geen overspel plegen, u zult niet doden, u zult niet stelen, u zult geen vals getuigenis afleggen, eer uw vader en uw moeder. 21. En hij zei: Al deze dingen heb ik in acht genomen vanaf mijn jeugd. 22. Maar toen Jezus dit hoorde, zei Hij tegen hem: Nog één ding ontbreekt u: Verkoop al wat u hebt en deel het uit onder de armen en u zult een schat hebben in de hemel. En kom dan en volg Mij. 23. Maar toen hij dit hoorde, werd hij diep bedroefd, want hij was erg rijk. 24. Toen nu Jezus zag dat hij diep bedroefd was geworden, zei Hij: Hoe moeilijk kunnen zij die rijkdommen hebben, het Koninkrijk van God binnengaan. 25. Want het is gemakkelijker dat een kameel gaat door het oog van een naald, dan dat een rijke het Koninkrijk van God binnengaat. 26. En zij die dit hoorden, zeiden: Wie kan dan zalig worden? 27. Hij echter zei: De dingen die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God. (HSV)
Eén is Go(e)d
Wat bedoelt Jezus met “Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed behalve Eén, namelijk God?” (vers 19)
De eerste reactie van mij, en van sommige anderen, op deze tekst was: ‘Hè, zegt Jezus hier nou dat hij niet Goddelijk is?’. Dat is echter onlogisch. Lucas en de andere evangelisten geloofden dat Hij dat wel was. Dus hadden dat niet zo opgeschreven. Het had ook geïmpliceerd dat Jezus van zichzelf zegt dat Hij niet echt goed is.
Veel verklaarders zien het precies andersom. Dat Jezus hiermee juist wel wilde aangeven dat hij zelf Goddelijk is. “Als ik echt goed ben, dan moet ik Goddelijk zijn.” Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat Jezus zo de aandacht op zichzelf vestigde. Dan had evangelist vast ook het Griekse ἐμὲ (eme, mij met nadruk) gebruikt, in plaats van het gewone με (me).
Nee, Hij vestigde zo direct de aandacht op God! Dit met het doel dat de persoon die met de vraag kwam het ook bij God, de enige goede, zou zoeken.
De oudste handschriften van Mattheus hebben een wat andere versie: “Meester, wat voor goeds moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven. Hij antwoordde: ‘Waarom vraagt u me naar het goede? Er is maar één die goed is.'” (Mattheus 19:16, NBV21). Voor de evangelieschrijvers was het minder belangrijk wat de man precies gezegd heeft, dan dat Jezus daar een aanleiding in vond om op God te wijzen.
Het Koninkrijk van God
In dit Bijbelgedeelte vinden we drie uitdrukkingen die hetzelfde bedoelen.
“het eeuwige leven beërven”
“zalig/gered worden”
“het Koninkrijk van God binnengaan”
De rijke man gebruikt de eerste, de discipelen de tweede. Beide zijn op de persoon zelf gericht. Jezus zegt daarentegen consequent “het Koninkrijk van God binnengaan”. Hij denkt aan zijn Hemelse Vader. Net als bij “Alleen God is goed“.
Geloven als een kind
De zin “De dingen die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God” valt te parafraseren als “Mijn Vader kan alles!”. Zo kunnen we ”Niemand is goed behalve Eén, namelijk God” parafraseren als “Mijn Vader is de beste!”
Mattheüs 27:24 Toen Pilatus zag dat hij niets bereikte, maar dat er veeleer opschudding ontstond, nam hij water, waste zijn handen voor de ogen van de menigte en zei: Ik ben onschuldig aan het bloed van deze Rechtvaardige. U moet maar zien. 25. En heel het volk antwoordde en zei: Laat Zijn bloed maar komen over ons en over onze kinderen! (HSV)
Gevaarlijke tekst
De laatste tekst is één van de meest beladen en gevaarlijke gebleken uit de geschiedenis van het christendom. Hij is gebruikt om aan te tonen dat het Joodse volk alle ellende aan zichzelf te danken had. Een stimulans zelfs om Joden te discrimineren en te vervolgen. Ze hadden het immers zelf aan God gevraagd!
Als gevolg zijn Joodse mensen ervan overtuigd geraakt dat het Nieuwe Testament een antisemitisch boek is.
Wat heeft Mattheus bedoeld met deze tekst?
Heel het volk?
Hoe kan Mattheus zo dom zijn geweest om “heel het volk” op te schrijven? Hij moet toch ook geweten hebben dat er voor het podium van Pilatus geen ruimte was voor een heel volk! Misschien was het een exercitieterrein, waar wel duizend mensen konden staan, misschien was het veel kleiner. Een pleintje voor enkele tientallen. Bovendien, wat waren het voor mensen die hier verzameld stonden? Vast voornamelijk handlangers en medestanders van de hogepriester, die zo graag Jezus uit de weg wilde ruimen.
Het antwoord is dat de woorden “πᾶς ὁ λαὸς (pas ho laos)” inderdaad “heel het volk” kunnen betekenen, maar vaker “alle aanwezigen”! Bijvoorbeeld in Handelingen 3:9. Toen Petrus bij de tempel een verlamde man had genezen, staat er in de HSV: “En al het volk zag hem lopen en God loven”. De NGV21 heeft hier: “Alle tempelbezoekers“. Het zou absurd zijn om te denken dat inderdaad het hele volk uit alle windstreken plotseling was komen opdagen.
Niet dom van Mattheus dus. Wel onnadenkend van vertalers!
Uitgekomen?
Is het ook uitgekomen, dat de straf voor het vergieten van het onschuldig bloed van Jezus op die mensen is neergekomen? Het is een feit dat veertig jaar later de Romeinen de opstand, die de Joden waren begonnen, bloedig hebben neergeslagen en de tempel verwoest. Veel van de fanatieke mensen, die geroepen hadden dat Jezus gekruisigd moest worden, zijn toen omgekomen. Als ze toen nog leefden. Anders hun kinderen.
Eeuwig?
Hoe lang kan een afgeroepen kwaad doorwerken? Dat wordt in veel kerken elke zondag gelezen:
Exodus 20:5 U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten,
Dus hoogstens tot het vierde geslacht. En dan alleen als die achterkleinkinderen ook God haten. Als ze zich bekeren stopt het!
Dit haalt een streep door het idee dat de vloek van “Zijn bloed over ons en onze kinderen” eeuwen kon gelden.
Eeuwig!
Er is nog iets wonderlijks aan de woorden “Zijn bloed over ons en onze kinderen”. Wie op deze termen in de Bijbel gaat zoeken, komt direct op Exodus 12:23, 24:
Want de HEERE zal het land doortrekken om Egypte te treffen, maar als Hij het bloed zal zien op de bovendorpel en op de beide deurposten, dan zal de HEERE de deur voorbijgaan en de verderver niet toestaan om uw huizen binnen te komen om u te treffen. Houd dit als verordening voor u en uw kinderen, tot in eeuwigheid.
Hebben die woorden misschien onbewust geresoneerd in de gedachten van de roepers? Het was immers Pesach.
Zonder dat ze het beseften, hebben de vervolgers van Jezus op deze manier getuigd dat Hij het Paaslam is dat voor ons en voor hun is geslacht. Zijn bloed zit op de bovendorpel boven/over ons en zorgt dat de verderver voorbijgaat. En dat tot in eeuwigheid, volgens de tekst!
Toen de HEERE de gevangenen van Sion terug deed keren, waren wij als dromers.
Toen werd onze mond vervuld met lachen en onze tong met gejuich. Toen zei men onder de volken: De HEERE heeft grote dingen bij hen gedaan! De HEERE heeft grote dingen bij ons gedaan, daarom zijn wij verblijd.
HEERE, breng een omkeer in onze gevangenschap, zoals waterstromen in het zuiden.
Wie met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien. Wie het te zaaien zaad draagt, gaat al wenend zijn weg; maar hij zal zeker terugkomen met gejuich, en zijn schoven dragen!
Vertaling: HSV het een paar kleine “verbeteringen”
Babylonische ballingschap
Deze psalm is te plaatsen na de terugkeer uit de Babylonische ballingschap. In de boeken Haggaï, Ezra en Nehemia kunnen we lezen over de blijdschap van de bevrijding, maar ook over de problemen die er nog waren. Zoals misoogsten (Haggaï 2:16-20) en tegenstand (Ezra 4, Nehemia 4 en 6).
Spelfout?
In de Hebreeuwse grondtekst loop je direct tegen iets vreemds aan. Namelijk het woord voor “gevangenen”, anderen vertalen “lot”. Dat woord lijkt verkeerd gespeld שיבת, shivath, in plaats van שבית, shevith. Daar komen we zo op terug.
Dromers
De zin “wij waren als dromers” vatten wij meestal op als dat ze het amper konden geloven. Echter in de Bijbel zijn dromen altijd voorspellingen die uitkomen. Dus betekent deze zin eerder dat ze zichzelf zagen als de vervulling van een profetie. Hét grote voorbeeld van zo’n dromer is Jozef. Hij wordt zelfs de “meesterdromer” genoemd (Genesis 37:19).
Schoven
Over de inhoud van deze psalm valt veel te zeggen, maar we gaan direct door naar de laatste regel: “Hij zal zeker terugkomen met gejuich, en zijn schoven dragen!” Dit woord voor “schoven”, עלומה, alumah, komt verder maar op één plaats in de Bijbel voor. Dat is ook in het verhaal van Jozef (Genesis 37:7)! Als hij droomt dat de schoven van zijn broers buigen voor die van hem.
Spelfout!
Gaan we zoeken op het vreemde woord שיבת ,shivath, uit de eerste regel, dan blijkt dat verder ook maar één keer voor te komen. Dat wil zeggen, een woord dat je hetzelfde schrijft, maar anders uitspreekt: sevath, “grijs haar“. Het staat in de rede die Juda houdt tegen Jozef om te voorkomen dat zijn broer Benjamin als slaaf in Egypte blijft.
Genesis 44:31: Dan zal het gebeuren dat hij (Jakob) zal sterven als hij ziet dat de jongen (Benjamin) er niet bij is. Dan zullen uw dienaren het grijze haar van uw dienaar, onze vader, met verdriet in het graf doen neerdalen.
De derde verwijzing naar het verhaal van Jozef. Dat kan geen toeval zijn! Het woord is dus bewust verkeerd gespeld voor dit doel.
De woorden voor “grijs haar” en “schoven” markeren in omgekeerde volgorde het verhaal van Jozef. Met de droom over de schoven kwam er vervreemding tussen Jozef en zijn broers en na het “grijze haar” kon Jozef zich niet meer inhouden en kwam er verzoening.
Jozef in de Babylonische Ballingschap
Het verhaal van Jozef moet voor de ballingen in Babel een belangrijk voorbeeld zijn geweest. Een aansporing om niet te zwichten voor de verleidingen van de nieuwe omgeving, maar ook om vertrouwend op God het beste voor die nieuwe omgeving te zoeken. Ook een bron van hoop dat God het allemaal ten goede zou gebruiken. Hoe dat uitgewerkt heeft, kunnen we lezen in het boek Daniël. Daniël en zijn vrienden werden nieuwe “Jozefs”.
Vincent van Gogh - Korenveld met maaier
Het boek “A new Psalm” van Benjamin J. Segal is voor dit artikel heel belangrijk geweest.
Er zijn veel overeenkomsten met een huidig koopcontract van bijvoorbeeld een huis. In het document staan
Vorige eigenaar
Nieuwe eigenaar
Omschrijving van het bezit
De koopprijs
Officiële getuigen.
Hoe zie je ook dat het een officieel contract is? Vanaf vers 3 wordt er zo onpersoonlijk gesproken het lichaam van Sara. “Mijn dode/uw dode”. Dat is officiële taal! Pas op het einde van het hoofdstuk gaat het verhaal verder en is ze weer “zijn vrouw Sara”.
Verschil met huidig bewijs van eigendom
Het grootste verschil met een huidig eigendomsbewijs is dat Genesis 23 ook uitgebreid verhaalt hoe de koop tot stand is gebracht. Alhoewel, huidige contracten beginnen ook met “Heden verscheen voor mij…”
Een voordeel van de verhaalvorm is dat eruit blijkt dat de koop eerlijk en zonder druk tot stand is gebracht.
Wat ging eraan vooraf?
Sara is de enige vrouw van wie in de Bijbel staat hoe oud ze is geworden. Dat staat in alle commentaren. Ook in dit dus.
Hij kwam
Opvallend is dat er staat “hij kwam”. Er zijn diverse speculaties: Kwam hij van het veld? Kwam hij naar Sara’s tent? Kwam hij rechtstreeks vanaf de berg Moria?
Volgens mij woonden ze nog steeds in Berseba en was Sara op bezoek in Hebron. Ze hadden daar lang gewoond en veel meegemaakt.
Een altaar gebouwd toen ze er gingen wonen (Genesis 13)
De belofte gekregen dat een eigen zoon zou erven (Genesis 15:1 ev.)
God sloot een eenzijdig verbond en maakte bekend wat precies het land zou zijn dat zijn nageslacht zou erven. Tegelijk vertelde Hij dat Abrams nageslacht eerst vierhonderd jaar elders zou wonen en onderdrukt zouden worden (Genesis 15)
Gedoe gehad met Hagar en Ismaël (Genesis 16)
God gaf hen andere namen, beloofde dat echt hun eigen zoon de erfgenaam zou zijn en gaf de besnijdenis als teken (Genesis 17)
God kwam persoonlijk op bezoek (Genesis 18)
De verwoesting van Sodom en Gomorra (Genesis 19)
Daarna waren ze naar Gerar getrokken en nog later woonden ze bij Berseba. Het is niet vreemd dat ze nog contacten in Hebron hadden. Toen Abraham Izaäk ging offeren, moest hij erlangs.
Maar of Sara nu in Hebron op bezoek was, of dat ze toch samen stiekem naar Hebron waren verhuisd, zonder het aan Mozes door te geven, het is opvallend dat Abraham juist hier terecht komt om het eerste stukje beloofde land te verwerven. Het is dus de plaats van het verbond en van de belofte.
Klagen, bewenen en opstaan
Hij kwam om Sara te beklagen en haar te bewenen. Dat is officieel en persoonlijk.
Abraham stond nu voor de keuze waar Sara te begraven. Dat zou ook later het graf voor hemzelf zijn. God had hier, bij Hebron, beloofd het hele land ooit aan zijn nageslacht te geven. Daarom was dit de uitgelezen plaats.
Genesis 15:18-21Op die dag sloot de HEERE een verbond met Abram, en zei: Aan uw nageslacht heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af tot aan de rivier, de rivier de Eufraat: de Kenieten, de Kenezieten, de Kadmonieten, de Hethieten, enz.
Nu komt Abraham in geloof ertoe alvast een stukje van dat beloofde land te kopen.
De totstandkoming van het contract
Voor wie belangstelling heeft, volgen we vers na vers de totstandkoming van het koopcontract.
3, 4 Verzoek tot koop. Verklaring dat hij geen eigenaar was van een plaats om als graf te dienen.
5, 6 Het genereuze aanbod om een graf van een ander te gebruiken. Dat wilde Abraham niet. Hij wilde zelf een graf bezitten. Een “monument voor de toekomst”, voor zijn nakomelingen. Hij wist dat ze lang in Egypte zouden wonen.
7-9 Abraham verduidelijkt dat hij geen graf wil lenen, maar kopen. Hij spreekt tot de officiële vertegenwoordiging van de Hethieten. Efron zat er zelf tussen. Hij had ook al een concrete plaats op het oog.
Waarom een grot? Dat is een opvallend oriëntatiepunt; niet een stuk grond dat niet opvalt. Daar kunnen derden ook de paaltjes van verzetten.
10,11 In het antwoord van Efron zitten drie aspecten:
Hij stemt toe met Abrahams vraag
Hij zegt dat hij het cadeau wil geven. Niet duidelijk of hij dat echt meent, of dat hij verwacht dat Abraham geen gift zal accepteren. In ieder geval klinkt het edelmoedig.
Niet alleen de grot, maar ook het land hoort erbij. Dat was een wet van de Hethieten.
12, 13 Abraham weigert het aanbod als gift, maar gaat akkoord met het land erbij, maar dan wel als koop.
14-16 Efron noemt een prijs, maar brengt het zo dat het lijkt alsof het eigenlijk een gift blijft. Zo lijdt hij geen gezichtsverlies. Het maakt het voor Abraham ook praktisch onmogelijk om de prijs naar beneden te brengen. 400 zilveren sikkels is waarschijnlijk heel veel geld. Jeremia kocht een akker voor 17 zilveren sikkels. Het was voor Abraham superbelangrijk om dit graf te krijgen. Hij maakt dus geen bezwaar. In ieder geval kan er zo nooit iemand opmerkingen over maken dat hij er eigenlijk meer voor had moeten geven.
17, 18 Hier zie je duidelijk de juridische taal. De exacte omschrijving van het bezit, de verkoper, de koper en de getuigen.
Het resultaat van dit eigendomsbewijs
Eindelijk kan Abraham Sara begraven.
19,20 Daarna begroef Abraham zijn vrouw Sara in de grot op de akker van Machpela, tegenover Mamre – het tegenwoordige Hebron – in het land Kanaän. Zo ging de akker met de grot die daarop gelegen is als een eigen graf over van de Hethieten op Abraham.
Hij is nu burger geworden van twee werelden. Aan de ene kant zag hij uit naar een hemels vaderland (Hebr. 11). Aan de andere kant was hij nu landeigenaar en ook schatplichtig aan de koning van de Hethieten.
Toen de Israëlieten in Egypte waren, hadden ze dit document in handen. Ook later tijdens de Babylonische ballingschap.
Nu nog relevant?
De Grot van de Aartsvaders in Hebron
Zelfs werkt de actie van Abraham nu nog door. De grot van Machpela is er nog steeds, al kun je er niet bij.
Rond 200 v.C. was er al iets omheen gebouwd. Herodus heeft dit vergroot en verfraaid. De Byzantijnse keizer heeft er een kerk van gemaakt. Vervolgens de moslims een moskee. Daarna de kruisvaarders weer een kerk. Daarna weer moskee. Nu Israël weer Joodse Staat is, is hij verdeeld in een moskee en een synagoge.
Toen de kruisvaarders Hebron in handen hadden, tussen 1100 en 1188, hebben verschillende christelijke en joodse reizigers beschreven dat ze de botten van de aartsvaders hebben gezien. De moslims hebben de grot later afgesloten.
Onder joden, christenen en moslims is er geen twijfel over dat de grot bevat de tombes van Sara en Abraham, Rebekka en Izaäk en van Lea en Jacob, anders genoemd Israël. Niet die van Ismaël of Ezau!
Nog steeds een bewijs van eigendom!
Moslims bidden in de Grot van de Aartsvaders in Hebron
Twee plaatjes met veel overeenkomsten. Genesis 24 en Genesis 29. Zoek de verschillen!
Eerst de overeenkomsten:
Een put bij Haran.
Een man komt aan van een verre reis uit Kanaän om een vrouw te zoeken en gaat zitten bij de put.
Een meisje uit de stad komt bij de put. Het blijkt de nicht te zijn van degene waarvoor een vrouw wordt gezocht.
Het komt inderdaad tot een huwelijk.
De verschillen:
Andere put. De eerste vlak bij de stad, de tweede in het veld voor de kuddes.
Andere man. De eerste was een knecht, de tweede de vrouwzoeker zelf.
Het grootste verschil is de houding van de man. De eerste afhankelijk van God, de tweede is onbescheiden en weet direct wat hij wil!
Nog een groot verschil: Rebekka (de moeder van Jacob) gaf de knecht van Abraham en zijn kamelen te drinken. Jacob gaf de kudde van Rachel te drinken.
En het gebeurde, voordat hij (de knecht van Abraham) uitgesproken was met bidden, dat, zie, Rebecca de stad uit kwam.
Terwijl hij (Jacob) nog met de herders sprak, kwam Rachel. Jacob was niet aan het bidden, maar druk aan het debatteren met de plaatselijke herders over het gebruik van een steen op de put. Dat doet denken aan andere onbescheiden mensen. Vaak is onbescheidenheid een compensatie voor onzekerheid. Er zit veel psychologie in dit Bijbelgedeelte.
Dan ziet Jacob twee dingen, de dochter van Laban en de kudde van Laban. Allebei wil hij ze wel hebben. Hij stelt plotseling een daad. Met een vertoon van mannelijke kracht rolt hij de steen van de put en geeft de kudde te drinken. Zonder zich aan de plaatselijke gewoontes te storen. Of het gebruik van die steen nu diende om het water eerlijk te verdelen, of er bijgeloof aan ten grondslag lag, of dat de herders echt waren gaan geloven dat de steen te zwaar was voor één of enkele personen, of nog een andere reden. Aan de ene kant weer een uiting van onbescheidenheid. Maar toch, wat hij kan, zet hij in om Rachel te winnen!
Toen kuste Jacob Rachel en begon luid te huilen. Ze moet wel gedacht hebben…
Waarom huilde Jacob? Dat is lastiger te begrijpen dan bij Hagar of Ezau. Die hadden een verlies of dreigend verlies te verwerken.
Toch, als we ons inleven, kunnen we het goed voorstellen. Hij was op reis gegaan voor een vrouw. Nu was het concreet geworden, een heel mooi meisje dat zijn nicht was, precies als toen zijn moeder werd gevonden voor zijn vader – het eerste plaatje. Alleen kwam de knecht van Abraham met kostbaarheden en met de leiding van God. Jacob had geen van beide. En al had hij ze gehad, dan kon Rachel toch niet mee naar Kanaän komen, vanwege de puinhoop die het thuis was geworden. Hij had haar gekust. Het is erg vrijpostig als een man zomaar een meisje kust, maar misschien kon het net, omdat het een eerste begroeting van een familielid was. Hij moet zich gerealiseerd hebben dat hij haar pas weer zou kunnen kussen als ze man en vrouw waren. En dat kon nog heel lang duren. Als het al zou gebeuren…
Mensen huilen nooit louter van blijdschap. Mensen huilen van verdriet, of als angst en verdriet opgelost zijn. Bij Jacob zullen de opluchting dat hij nu weer familie had gevonden en het verdriet dat zijn eigen familie onbereikbaar was door elkaar hebben gelopen.
Dat is nou literatuur, die parallellen! God schrijft zijn verhalen in de geschiedenis. Oplettende mensen kunnen ze lezen. Mozes heeft het hier voor ons gedaan. Zelf heeft hij ook zijn vrouw ontmoet bij een put. Hij wist van beide plaatjes en zorgde voor een derde (Exodus 2).
Hoe bedrieg je een bedrieger?
Jacob blijft en steekt zijn handen uit de mouwen. Na een maand zegt Laban dat hij niet voor niets voor hem hoeft te werken. Jacob ziet zijn kans schoon om toch aan Rachel te komen. Laban heeft nog een dochter, Lea. Die heeft fletse ogen, staat er in onze vertaling. Letterlijk, zachte, tere, ogen. Lieve ogen zou je nu misschien kunnen vertalen. De ogen zijn de spiegel van de ziel.
Over de juiste vertaling is al duizenden jaren nagedacht. Een heel oude Joodse verklaarder zei: ‘De ogen van Lea waren zwak geworden, want ze moest altijd huilen, omdat ze dacht dat, nu Jacob Rachel kreeg, zij zelf wel zou worden uitgehuwelijkt aan Ezau.’
Ik houd het op dat Rachel een mooi uiterlijk had, maar Lea een mooi innerlijk. Jacob gaf niet om de ogen of het karakter van Lea, hij ging voor Miss Haran!
Zeven jaar is een mooi, ruim aantal. Hij wilde natuurlijk aan Rachel laten zien dat ze hem veel waard was. De jaren waren in zijn ogen als dagen, staat er. Voor zijn gevoel zullen ze echt wel lang voor hem geduurd hebben, maar toch vond hij het een koopje voor zo’n mooie vrouw, waar hij verliefd op was.
Hoeveel komt het nou voor dat iemand wordt bedrogen door een persoonsverwisseling?! Jacob was eerst dader geweest en nu slachtoffer!
Jacob zal zelf wel met zijn verhaal Laban op een idee hebben gebracht. Die liet dan tegelijk zijn afkeuring over het bedrog van Jacob blijken- “Zo doet men niet bij ons”.
Toch, als iemand zoiets overkomt, blijkt dat God nog met hem bezig is. Jacob had zelf zijn vader bedrogen. Toch was Izak Jacob niet gaan haten. Hij had hem nog een extra zegen gegeven bij zijn vertrek. Ook God had hem niet verlaten. Hij was onderweg aan hem verschenen in een droom en had hem grote beloftes gedaan.
Wat zou Jacob nu doen met Lea, die hem bedrogen had? Ook haar liefhebben, beschermen en bij haar blijven?
De zonen van Lea
Toen nu de HEERE zag, dat Lea gehaat was, opende Hij haar baarmoeder; maar Rachel was onvruchtbaar. Nu heeft “haten” in de Bijbel een ruimere betekenis. Het kan ook “negeren, niet liefhebben” betekenen. “Minder geliefd” van de NBV en HSV is te zwak uitgedrukt. Ik denk dat Jacob alleen bij Lea kwam om nageslacht te verwekken. Hij zei nooit wat liefs tegen haar, deed nooit wat gezelligs met haar en gaf haar nooit een cadeautje. Het was in ieder geval erg genoeg dat Lea er diepongelukkig van was en dat God ingreep. God had medelijden met Lea en liet haar kinderen krijgen. Ik denk ook om Jacob zo ver ter krijgen dat hij de liefde ging geven die hij zelf had gekregen. Voorlopig kreeg Rachel de liefde en Lea de kinderen. Er was nu een zeker evenwicht tussen beide vrouwen, alleen zien we wel dat ze allebei jaloers zijn op de ander.
Lea krijgt haar eerste zoon en noemt hem Ruben. Daar zijn wel een paar dingen over op te merken.
Hoe kregen kinderen in het Oude Testament hun naam?
In Oudtestamentische tijden gaven meestal de vrouwen dus kinderen de naam; mannen kwamen er dan niet aan te pas. Vrouwen hadden toen in de maatschappij niet veel te zeggen, maar binnen het eigen gezin juist veel. Baas in eigen tent zogezegd.
De namen die ze gaven hadden doorgaans betrekking op hun eigen situatie. Of het voor de betrokken kinderen altijd even leuk was om bijvoorbeeld “Oneer”, of “Smart” te heten, valt te betwijfelen, maar voor ons geeft het wel een boeiend kijkje in de gedachten en gevoelens van de vrouwen van toen.
Heel vaak zou je uit de verklaring die de vrouwen gaven een wat andere naam verwachten. Bijvoorbeeld Noach had Nachoem of Menachem moeten heten. Jabez (1 Kronieken 4:9) had Jazeb moeten heten. Ik heb daar nog nooit een verklaring van gelezen. Was het om het kind niet een al te confronterende naam te geven? Bijvoorbeeld over die Jabez. Als zijn moeder Nederlandse was geweest, had ze kunnen zeggen: “Ik heb hem met smart gebaard, daarom noem ik hem Sammert”. Of had de naam die ze gaven de echte betekenis en was wat ze daarbij zeiden een rookgordijn? In dit gedeelte vinden we verschillende praktijkvoorbeelden.
Want, zei zij, “de HEERE heeft mijn verdrukking gezien”. Dat is zeker waar. In “Ruben” zit ook een woordspeling met “verdrukking”. Alleen betekent Ruben niet “de HEERE heeft gezien, maar Zie een zoon! In het meervoud – Jacob, kijk, kom, ik heb een zoon! Rachel, kijk, ik heb lekker een zoon! Enz.
De tweede zoon noemt ze Simeon – Gehoord betekent dat – “Omdat de HEERE gehoord heeft dat ik minder geliefd ben”, zegt ze. In het licht van bovenstaande kan ze net zo goed gedacht hebben: Jacob heeft mijn eerste zoon niet echt gezien, misschien zal hij mijn tweede wel horen.
De derde zoon noemt ze Levi – Hechting/bijvoeging. Nu, ditmaal, zal mijn man zich aan mij hechten/bij mij voegen; ik heb hem immers drie zonen gebaard. Nu zegt ze onomwonden: Kom bij me!
De vierde zoon noemt ze Juda – Dankzegging/lofprijzing. Ditmaal zal ik de HEERE loven. Lea kon voor het eerst haar eigen problemen loslaten en zeggen: Nu zal ik de Heere loven. Dat is niet gemakkelijk. Maar het kan wel! Problemen kunnen ons helemaal in beslag nemen. Dan worden we gefixeerd op wat ontbreekt, niet wat we wel hebben. Misschien lukt het op een moment om te relativeren. Maar als je God kent, heb je iets veel groter dan de problemen – Zijn vriendschap! Voor Lea ging dat leven.
Het is wonderlijk dat het zo gelopen is dat juist dit kind de stamhouder is geworden. Jacob heeft zijn oudere broers stuk voor stuk het eerstgeboorterecht ontnomen nadat zij zich hadden misdragen. Zo is het kind van de Dankzegging de voorouder geworden van de koningen van Israël en van de Messias. Met “Joden”, dat van Juda is afgeleid bedoelen we nu het hele volk.
Hoe krijg je miscommunicatie in een huwelijk?
Dat was dus een hoogtepunt in het gezin van Jacob. Nu komt een absoluut dieptepunt. Een scene tussen Rachel en Jacob!
(30) Nu Lea vier kinderen heeft gekregen en Rachel geen, realiseert Rachel zich dat ze misschien wel nooit kinderen zal krijgen. Dan komt ze met een onredelijk verwijt aan Jacob: Geef me kinderen, zo niet, dan ga ik dood! Denkt ze echt aan zelfmoord, of is het dramatiek? Hoe dan ook, er zit wel pijn achter deze overdreven woorden! Later bleek hoe ongelijk Rachel had. Juist toen ze uiteindelijk kinderen kreeg van Jacob, werd dat haar dood! Ze stierf in het kraambed van haar tweede kind, Benjamin.
Jacob dient haar van repliek met de harde waarheid: Ben ik in de plaats van God, die je de vrucht van je schoot heeft onthouden. Het lijkt de waarheid, maar is het de hele waarheid? In 29 vers 31 staat dat God medelijden had met Lea, omdat Jacob haar haatte. Daarom opende hij haar baarmoeder. God zorgde dat de situatie weer eerlijk werd, zover het ging. Jacob had Lea moeten liefhebben. Zo lag het lot van Rachel dus wel aan de houding van Jacob!
Dit is ook een duidelijk voorbeeld van miscommunicatie tussen man en vrouw. Jacob pakt niet Rachels gevoelens van angst en onzekerheid op, die achter de zware woorden schuilgaan. Anders had hij haar bijvoorbeeld kunnen verzekeren dat zijn liefde voor haar niet afhankelijk was van kinderen en dat haar waarde daar ook niet vanaf hing. Nu voelt hij zich blijkbaar aangevallen en niet in staat om een oplossing te geven en komt hij met een hard antwoord.
Verschillende oude commentators (allemaal mannen) hebben dit ook niet opgepikt. Ze geven Jacob groot gelijk en geven Rachel een nog hardere veeg uit de pan dan Jacob deed.
Rachel had haar teleurstelling ook beter kunnen communiceren in plaats van met superlatieven te komen. Dan was het voor Jacob ook makkelijker geweest.
Draagmoeder
Rachel heeft al een oplossing achter de hand, Bilha! Jacob kon bij haar kinderen krijgen. Het lijkt er dus toch op dat haar uitval alleen bedoeld is om Jacob zo ver te krijgen dat hij Bilha tot vrouw neemt. Inderdaad drama dus. In die tijd was deze procedure niet heel vreemd, zie Abraham en Hagar, maar zeker ook niet normaal. Zoiets als IVF nu. Het was wel eleganter dan hedendaags draagmoederschap. Daar komt betaling bij te pas. Een slavin was je persoonlijke bezit, dus waren haar kinderen eigenlijk jouw kinderen. Bilha moest op Rachels knieën bevallen, zodat het er zo echt mogelijk uitzag. Jacob stemt erin toe. Bilha krijgt een zoon. Rachel zegt dat God haar nu recht heeft gedaan. Volgens misbruikt ze de naam van God om haar handelwijze te legitimeren. Ze had zelf voor haar recht gezorgd. Ze noemt het jongetje Dan – Recht gedaan.
De tweede zoon die op deze manier wordt geboren noemt Rachel Naftali – Mijn worsteling. 30:8 HSV: “Ik heb een zware strijd met mijn zuster gevoerd, en ik heb ook gewonnen. SV: “Ik heb worstelingen Gods met mijn zuster geworsteld”. Het woord voor “strijd” betekent echt “worstelen”, elkaar vastgrijpen en proberen onderuit te halen. Het woord “Elohim” kan inderdaad als bijwoord zijn bedoeld, “geweldig groot”, maar kan ook naar God verwijzen. Dan was het botte antwoord van Jacob: “God heeft je de vrucht van je schoot onthouden” wel binnengekomen. Dan probeerde Rachel wanhopig om deze gedachte te bestrijden. “God staat wel aan mijn kant”
Lea’s “kleinkinderen”
(Vers 9) Lea heeft sinds ze Juda heeft gebaard al jaren geen kinderen meer gekregen. Ze denkt: zal ik Zilpa ook aan Jacob geven, nu ik blijkbaar onvruchtbaar ben geworden? Om kinderen te hebben, hoef ik het niet te doen, ik heb er al vier. Laat ik toch maar doen voor Jacob. Hij is ook blij met Bilha en met de kinderen die ze hem gegeven heeft. Zo doet ze. Zilpa geeft Jacob ook twee kinderen. Terwijl bij Rachel de kinderen van haar slavin helemaal haar eigen kinderen moesten lijken, is dat voor Lea totaal anders. Ze voelen ongeveer als haar kleinkinderen – niet de last, wel de lol. Dat zie je aan de namen die ze geeft. “Gad” betekent waarschijnlijk troep. Ze heeft nu een heel troepje. Aser betekent geluk – de dochters zullen mij gelukkig achten.
Ze noemt niet haar man…
Hoe gebruik je Liefdesappels?
Geen wonder.
Op een moment zegt Rachel tegen Jacob: ‘Waarom slaap je nog met die lelijke zus van me? Je houdt niet van haar en kinderen krijgt ze toch niet meer.’ ‘Nou ja, zegt Jacob, ik ben toch ook met haar getrouwd.’ ‘Ik wil niet dat je meer met haar naar bed gaat, zegt Rachel, vier vrouwen is te veel om je over te verdelen.’ Jacob stemt toe. [Einde Lynn Austin modus]
Zo moet het ongeveer gegaan zijn, dat blijkt uit wat volgt.
Dudaim – Liefdesappels
Op een dag komt Ruben thuis met een mandje oranje tomaatjes, die een heel speciale geur hebben. Het zijn de vruchten van de Mandragora Officinarum. “Dudaïm, Liefdesappelen, of beter Geliefden-appels”. Het was in de dagen van de tarweoogst. Ook nu is de plant alleen op een dag van tarweoogst te vinden. De vogels zijn namelijk gek op de vruchten. Ze vreten ze op voor ze rijp zijn. Tussen de tarwe staan ze beschermd tegen de vogels.
Het is een veel gehoord misverstand dat met dacht dat die liefdesappelen zouden genezen van onvruchtbaarheid. Dat was middeleeuws bijgeloof, maar dat hadden Lea en Rachel nog niet.
Zo staat het ook in veel commentaren. Dit snijdt echter geen hout. We weten nu allang dat ze die werking niet hebben. Dan had er hier een sprookje in de Bijbel gestaan. En verder: Lea wordt zwanger, maar was ze juist kwijt. Rachel wordt zwanger, maar pas jaren later. Er is verwarring met knol waar veel aan is toegekend. In de Wikipedia pagina staat uitgebreid over de bizarre folklore rond deze wortel.
Lea en Rachel was het niet om de knollen te doen, maar om de vruchten.
Het ging ze om de geur van de vruchten. Die geur heeft iets van appels, maar zwaarder. Men vond de geur erotiserend. Hooglied 7:13De liefdesappels geven hun geur en aan onze deuren hangen allerlei kostelijke vruchten, verse en ook oude. Mijn Liefste, die heb ik voor U bewaard!
Het idee van Rachel was dat de liefdesappels het liefdesspel van haar en Jacob op gingen luisteren. Lea had toch geen seks, dus die had er niets aan. “Geef maar hier!” Dat was natuurlijk heel zuur voor Lea. Vandaar haar reactie: Is het niet genoeg dat je me mijn man afgenomen hebt? Moet je ook nog de liefdesappels van mijn zoon nemen?
Waarschijnlijk wilde Lea de vruchten gebruiken om Jacob toch te lokken. Dan bereikte ze haar doel wel, en zekerder dan gedacht! Rachel komt met een idee: ‘Geef ze aan mij, dan mag Jacob voor één nacht bij jou’. Was het alleen begeerte, of had ze toch medelijden met haar zus?
Dus als Jacob die avond thuiskomt gaat Lea hem tegemoet. Anders was hij rechtstreeks de tent van Rachel binnengelopen. Ze zegt: Gij zult tot mij inkomen, want ik heb u om loon zekerlijk gehuurd voor de Dudaim van mijn zoon. (Enige vertaling waarin het woord “loon” staat is de oude SV). Misschien vergis ik me, maar volgens mij valt daar ironie in te horen. Zo van: Nu kan het ineens wel, voor een paar geurappels. Ik denk dat Lea wel humor had.
Onverwacht zwanger
Toen gebeurde wat niemand had gedacht. Lea werd zwanger. Ze was toch niet onvruchtbaar!
Maar er staat ook: En God verhoorde Lea. Ze had dus ook gebeden. Tegen hoop op hoop had ze haar wens om nog een kind te krijgen bij God gebracht. God gebruikt alle rare gedoe van mensen om Lea te verhoren. Dat vind ik heel mooi in dit gedeelte!
Lea noemt haar zoon Issaschar – er is loon. Ze zei: God heeft mij beloond, omdat ik mijn slavin aan mijn man gegeven heb. Ik denk niet dat het zo was! Het kind was een geschenk van God, geen loon ergens voor! Bovendien was ze op de naam “Issaschar” gekomen, omdat hij was voortgekomen uit het voor loon huren van Jacob voor de liefdesappels! Was haar verklaring een vrome smoes?
Nu Lea toch nog vruchtbaar blijkt te zijn, blijft Jacob bij haar komen en krijgt ze nog een zoon. De zesde. Nu het normaal gaat, ziet Lea wel dat haar zoon een geschenk van God is. (20) Lea zei toen: God heeft mij, ja mij, een mooi geschenk gegeven; ditmaal zal mijn man bij míj komen wonen, want ik heb hem zes zonen gebaard. En zij gaf hem de naam Zebulon.
“Geschenk” betekent hier echt een groot cadeau, zoals een bruidsgift. Dat wat Jacob haar niet had kunnen geven.
Hoe ontwikkelde zich de relatie van Jacob en Lea?
Als ik vroeger dit gedeelte las, dacht ik altijd: Natuurlijk ijdele hoop, dat Jacob bij haar zou komen wonen, net als de vorige keren. Nu ben ik er zeker van dat Jacob toch echt meer om Lea is gaan geven.
Aan het eind van zijn leven zegt Jacob dat hij begraven wil worden in de spelonk van Machpela: ‘Daar hebben ze Abraham begraven en Sara, zijn vrouw; daar hebben ze Izak begraven en Rebekka, zijn vrouw; en daar heb ik Lea begraven ‘. Dan was ze toch meer voor hem dan een ongewenst aanhangsel! Rachel had hij begraven op de plaats waar ze stierf.
Is het dan misschien zo dat hij Lea is gaan liefhebben na de dood van Rachel? Ik denk eerder. Ergens tussen de deal met de liefdesappels en de geboorte van Zebulon.
Als Jacob Lea nog steeds had gehaat, zou God dan Rachel toch kinderen gegeven hebben, terwijl er niets veranderd was?
Zou Lea echt zo naïef zijn? Voor iemand in de positie van Lea is het heel logisch dat ze bij haar eerste kind denkt dat haar man haar nu meer aandacht gaat geven. Bij haar tweede en derde kun je het ook nog voorstellen. Maar als dat dan niet zo is, en je beeldt je dan bij het zesde kind in dat het ineens wel zal gebeuren, dan ben je toch heel dom! Of ze moet daadwerkelijk verandering gezien hebben!
Nog sterker, Zebulon betekent iets van Woning om te eren. Het wordt in de Bijbel verder alleen gebruikt voor de tempel. Ook in verwante talen – een plaats om gaven te geven. “Hij zal bij me komen wonen” moet dan ongeveer geklonken hebben als: “Hij zal me verafgoden”. Dat zeg je echt niet als je man helemaal niet van je houdt. Het zou verder ook jammer zijn als Lea na haar eerdere loslaten en God loven toch weer in haar vorige patroon van bedelen om liefde was teruggevallen.
Rachel bleef vast Jacobs favoriet, maar hij kreeg toch ook echt Lea lief. Hoe de omslag dan voor Jacob kwam?
Misschien besefte hij, toen Lea zei: “Ik heb je voor loon gehuurd”, dat ze meer was dan een vrouwtje dat maar om liefde bedelde.
Of besefte hij dat zijn kinderen bij haar in goede handen waren? Het valt op dat Lea blijft benadrukken: de liefdesappels van mijn zoon.
Of was het toch de geur van de liefdesappels die bij hem de doorslag gaf? Net als bij Izak de geur van het veld de doorslag gaf toen Jacob hem bedroog.
Daarna krijgt Lea een dochter. Die noemt ze Dinah. Misschien had Jacob meer dochters, die niet genoemd worden. Die zijn dan uitgehuwelijkt en komen niet in het verhaal voor. Na de narigheid met Sichem, bleef Dinah als alleenstaande vrouw in het gezin van Jacob. Zij telde dus wel mee.
Verzoend
Ten slotte staat er dat God aan Rachel denkt. God had nu medelijden met haar. En er staat: God verhoorde Rachel. Dus zij heeft ook gebeden. Misschien juist nu ze bij haar zus zag dat het kon. Lea had even in dezelfde situatie verkeerd als Rachel, dat het leek dat ze geen kinderen kon krijgen. Bij God is alles mogelijk.
Rachel noemt haar zoon Jozef: Hij voege toe, of hij zal toevoegen. Nog één? Is dat uit ontevredenheid of juist uit vertrouwen?
Woordspelingen
Er is nog wat vreemds aan de hand met wat de vrouwen zeggen bij deze twee laatste zonen. Ze maken allebei gebruik van een woordspeling. Als Lea zegt: God heeft mij begiftigd met een goede gift – zebed – dan denk je: ze zal haar kind wel Zebedon noemen of zoiets. Maar het werd Zebulon – Plaats om te eren. Als Rachel zegt: “God heeft mijn schande weggenomen!”, dan denk je: Dan gaat ze de naam van het kind vast afleiden van wegnemen, Osef, Maar het werd Josef van toevoegen.
Wat moet je hier nou van denken? In het licht van alle andere namen in de Bijbel, die net niet aansluiten bij de gegeven verklaring? Hebben ze allemaal twee wortels? Proberen ze Jacob even op het verkeerde been te zetten? Dan hadden ze allebei humor! Ze hebben ook veel bijbelverklaarders in verwarring achtergelaten…
In ieder geval geven ze allebei hun kind een naam met betekenis, gericht op de toekomst en uiten ze daarbij echte dankbaarheid.
Er blijft verschil, Rachel krijgt de meeste liefde en Lea heeft de meeste kinderen. Maar er is geen haat en geen smaad meer in het huis van Jacob.
Dan heeft Jacob toch eindelijk geleerd om lief te hebben, zoals hij eerst is liefgehad.
Zo kunnen we toch afsluiten met een gelukkig plaatje! Het is vooral een plaatje van het gedoe van mensen met zonden en gebreken en van de onbegrijpelijke liefde en trouw van God.
Psalm 121 is een heel bekende psalm. Het is wonderlijk dat nauwkeurige lezing van de Hebreeuwse tekst op een paar plaatsen tot iets anders leidt dan vrijwel alle vertalingen. De grootste handicap voor vertalers is de vorige vertaling!
Als basis voor deze vertaling heb ik de NBV21 genomen omdat dit een heel dichterlijke vertaling is, in uitstekend Nederlands. Wijzigingen staan cursief en blauw aangegeven.
Een pelgrimslied
Ik sla mijn ogen op naar de bergen. Van waar komt mijn hulp? Mijn hulp is van de HEER, De maker[1] van hemel en aarde! Hij zal je voet toch[2] niet laten wankelen? Je wachter zal tochniet sluimeren? Nee, Hij sluimert niet en Hij slaapt niet, De wachter van Israël!
De HEER is je wachter, De HEER is je beschermende[3] schaduw aan je rechterhand Overdag kan de zon je niet steken, En bij nacht is er de maan[4]. De HEER behoedt je voor alle kwaad Hij waakt over je leven, De HEER houdt de wacht over je gaan en je komen Van nu tot in eeuwigheid.
[1] De vervoeging kan inhouden dat God nog steeds bezig is met maken.
[2] Hier staat in het Hebreeuws een ander woord “niet”, dat uitdrukt “niet doen!” Het eerste deel van deze psalm bestaat uit twee keer een vragende, twijfelende, zin, gevolgd door een stevig bevestigend antwoord. Veel levendiger dan de meeste vertalingen!
[3] Het Hebreeuwse woord voor schaduw houdt verband met beschermen.
[4] In alle bekende vertalingen is hier vertaald dat de maan je niet steekt of schade doet. Hoe, dan? Daar hebben commentators zich het hoofd over gebroken. Dat de zon kan steken is bekend, maar de maan??? Gelukkig, het staat er niet! Het woord “niet” staat in deze zin maar één keer, namelijk bij de zon. Als bedoeld was dat “niet” ook op de maan sloeg, had het daar ook gestaan. Dat is wel het geval in de derde en vierde zin, waar twee keer “niet” staat. Het idee dat de maan je kwaad zou kunnen doen (maanziek) stamt van later tijd. Bedoeld wordt gewoon dat de maan er ’s nachts is om je bij te lichten. Als in het Hebreeuws staat “de maan in de nacht”, betekent dat “de maan is er in de nacht”. De Duitse rabbi Hirsch was de eerste die dit zag.
Psalm 23, de Heer is mijn Herder, is vast de populairste psalm. Maar hoe gaat het als je een wantrouwig schaap bent?
De locatie is hier de Negev woestijn, waar nog steeds Bedoeïenen hun kudden laten grazen en waar David vast aan gedacht zal hebben toen hij deze psalm schreef.
De HEERE is mijn Herder, mij ontbreekt niets.
Ik vertrouw het niet, deze herder kan er vast niks van!
Hij doet mij neerliggen in grazige weiden,
Grazige weiden? Niks van te zien! Ik zie alleen maar stenen en stof. Wat een gesjouw door deze woestijn!
Hij leidt mij zachtjes naar stille wateren.
Het was die herder toch gelukt om een weitje te vinden. Prima gras om in te liggen. Maar wat dacht je? Geen water! Nu zijn we weer op sjouw. “Stille wateren” zegt hij. Hij is vast nog nooit eerder hier in de Negev geweest. Hier heb je alleen droge beddingen. En als het een keer regent, kolkt het water er doorheen. Dan word je helemaal meegesleurd en verdrink je in de Dode Zee!
Hij verkwikt mijn ziel,
Hij had toch nog water gevonden. Een rustig meertje, dat gevoed werd door een watervalletje uit de rots. Maar ik ben op van de spanning! Ik was steeds doodsbang dat er een vloed zou komen in die bedding. Ik kan nog bijna niet drinken.
Hij leidt mij in het spoor van de gerechtigheid, omwille van Zijn Naam.
Allemaal sporen hier. De herder heeft er één gekozen, maar dat kan nooit het goede zijn. Links en rechts zag ik ook sporen. Die zagen er beter uit. Deze gaat helemaal nergens naartoe. Of naar een roofdier.
Al ging ik ook door een dal vol schaduw van de dood, ik zou geen kwaad vrezen, want U bent met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij.
Zie je wel, nu zijn we in dit enge dal terechtgekomen. Overal holen van roofdieren. En stenen waar slangen onder liggen. Ik ben nog nooit zo bang geweest! En de herder, die heeft een stok en een staf bij zich. Om mij te slaan natuurlijk!
U maakt voor mij de tafel gereed voor de ogen van mijn tegenstanders;
Dat dal zijn we amper doorheen en nu gaat die domme herder ons eten geven! Op een vel dat hij heeft uitgespreid. Een “tafel” noemt hij het. Ik zie de ogen van luipaarden en wolven naar ons gluren vanuit het dal. En aan de andere kant loopt ook wat. Is het een leeuw of een beer? Ik durf niet te eten.
U zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over.
Wat krijg ik nou over mijn kop? Vettig spul! De herder denkt dat het goed is tegen de zon en droogte, maar ik vind het vies! En wat hij ook nog doet, hij geeft ons drinken, maar veel te veel. De drinkbak loopt over! Wat een verspilling!
Ja, goedheid en goedertierenheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven.
Met deze herder kan ik alleen rampspoed verwachten. Mijn hele leven.
Ik zal in het huis van de HEERE blijven tot in lengte van dagen.
Wat gebeurt er nu? We komen bij een huis! De herder zegt dat hij mij zo lief vindt dat hij mij in zijn eigen huis wil nemen. Als huisdier. Hij vindt me lief? Dat kan niet kloppen! Hij zegt het om mij te bedriegen zodat ik rustig meeloop. Want dit is het slachthuis! Straks is het met mij gedaan! Ik ren weg, ver bij deze herder vandaan!
Het verhaal van Gideon vinden we in Richteren 6, 7 en 8.
Wat de Schrift bedoelt, is hier voor ons, meer dan 3000 jaar en 3000 kilometer verwijderd van deze actie, niet altijd zo helder. Door in te leven in de tekst en de situatie denk ik het duidelijk te kunnen maken.
De situatie
De Israëlieten leven in een agrarische samenleving. Ze hebben een los stamverband, zonder centrale leiding. De buren, de Midianieten, leven nomadisch. Zij hebben wel koningen die het volk dirigeren. Op een moment bedenken die dat het veel handiger is om jaarlijks de Israëlieten van hun oogst te beroven, dan om met hun eigen kudden de schaarse vruchtbare plekken van de woestijnen af te grazen. Ze kunnen dit makkelijk doen, want ze zijn flink in de meerderheid. Zeker als andere nomadische volken zich bij hen aansluiten om mee te profiteren.
Het verlossingsplan
De God van Israël krijgt medelijden met Zijn verarmde volk, nadat ze tot Hem om hulp zijn gaan roepen. Hij heeft een plan, waarmee ze zich, ondanks hun numerieke minderheid, van de onderdrukkers kunnen ontdoen. Cruciaal voor dit plan is, dat het niet uitlekt naar de vijand. Daarom mogen ook de Israëlieten zelf het niet weten.
Leider
Om te beginnen moet er een leider komen. God kiest Gideon uit. Een gewone man uit een gewone stam, helemaal niet van adel of zo. Ook Gideon krijgt het krijgsplan niet te horen. Wat hij wél krijgt, zijn een heel aantal tekenen, waardoor hij toch het vertrouwen moet krijgen dat het met deze God wel goed gaat komen. Een oefening in geloof, zogezegd.
Mobilisatie
Gideon weet eerst zijn eigen clan, de Abiëzrieten, bij elkaar te roepen. De rest van de stam Manasse krijgt er dan ook zin in. Vervolgens komen er strijdbare mannen uit nog drie naburige stammen. Bij elkaar 32000 man. Gideon zal blij zijn, maar nog lang niet tevreden. Het vijandelijke leger is meer dan vier keer zo groot! Zo gaat het heel spannend worden!
Demobilisatie?
God gaat Gideon weer aanwijzingen geven. Zal Hij aanraden om nog andere stammen op te roepen? Nee, “je hebt al te veel manschappen!” zegt God. “Straks ga je nog denken dat jouw machtige leger de Midianieten heeft verlagen.” Iedereen die bang is mag vertrekken. Dat blijken er heel veel te zijn. Ze hebben zeker ook door dat dit leger veel te klein is om de tegenstander te verslaan. Meer dan tweederde maakt zich uit de voeten. Ze worden naar Gilead gestuurd. Dat is helemaal naar de overkant van de Jordaan, waar de vijanden straks naartoe zullen vluchten. Nu zijn deze mannen bang, maar vermoeide strijders opvangen voordat ze zich kunnen hergroeperen, daar zijn ze prima voor geschikt. Alleen weten ze nu nog niet dat deze taak ze wacht.
Slurpen
Met maar tienduizend man de strijd aangaan tegen meer dan honderdduizend? Dat lijkt waanzin! Alleen zegt God dat het er nog te veel zijn. Hij komt met een interessante selectieprocedure. Bij de bron Harod, “Ein Charod” op z’n Hebreeuws.
Hier een opname van de bron.
Het water van de bron loopt uit in een meertje. Daar laat Gideon zijn mannen drinken.
Wat gebeurt er? De mannen zijn moe en dorstig. De meesten laten zich op hun buik vallen en beginnen het water op te slurpen. Slechts 300 blijven alert en brengen het met hun hand naar hun mond.
Een vriendelijke gids demonstreert het hier.
Onvoorzichtig
Alert
In de bende of naar huis
God zet tegen Gideon dat hij het moet doen met de 300 om de Midianieten te verslaan. Deze leden van deze Gideonsbende zijn dus dapper, maar niet roekeloos.
De onvoorzichtige rest mag naar huis. In de buurt, dus makkelijk oproepbaar om vluchtende vijanden achterna te zitten. Daar hoef je niet voorzichtig voor te zijn! Alleen weten ook die nu nog niet dat deze taak ze wacht.
De 300 man stellen zich ’s nachts op rondom het vijandelijke kamp. Met fakkels en een hoop lawaai veroorzaken ze algehele paniek. Uniformen waren nog niet uitgevonden, zodat iedereen in ieder ander een vijand ziet. Na een aantal onderlinge gevechten slaat het hele kamp op de vlucht.
Greet constateert vanaf de heuvel More dat er inderdaad geen Midianieten zijn overgebleven in het dal
De afwikkeling
Nu wikkelt het plan zich af, zoals God het heeft bedoeld.
Toen kwam Petrus naar Hem toe en zei: Heere, hoeveel keer zal mijn broeder tegen mij zondigen en ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe? Jezus zei tegen hem: Ik zeg u: niet tot zevenmaal, maar tot zeventig maal zevenmaal.
Daarom kan het Koninkrijk der hemelen vergeleken worden met een zeker koning die afrekening wilde houden met zijn dienaren. Toen hij begon af te rekenen, werd er iemand bij hem gebracht die hem tienduizend talenten schuldig was. En toen hij niet kon betalen, gaf zijn heer opdracht dat men hem zou verkopen, én zijn vrouw en kinderen en alles wat hij had, en dat de schuld betaald moest worden. De dienaar dan knielde voor hem neer en zei: Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. En de heer van deze dienaar was innerlijk met ontferming bewogen, liet hem gaan en schold hem de schuld kwijt.
Maar deze dienaar ging naar buiten en trof een van zijn mededienaren aan, die hem honderd penningen schuldig was. Hij pakte hem beet, greep hem bij de keel en zei: Betaal mij wat u schuldig bent. Zijn mededienaar dan liet zich voor hem neervallen en smeekte hem: Heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. Hij wilde echter niet, maar ging heen en wierp hem in de gevangenis, totdat hij de schuld betaald zou hebben. Toen zijn mededienaren zagen wat er gebeurd was, werden zij erg bedroefd; zij gingen naar hun heer en vertelden hem alles wat er gebeurd was. Toen riep zijn heer hem bij zich en zei tegen hem: Slechte dienaar, al die schuld heb ik u kwijtgescholden, omdat u mij dat smeekte. Had ook u geen medelijden moeten hebben met uw mededienaar, zoals ik ook medelijden met u had? En zijn heer, boos als hij was, gaf hem aan de pijnigers over, totdat hij alles wat hij hem schuldig was, betaald zou hebben. Zo zal ook Mijn hemelse Vader met u doen, als niet ieder van u van harte de misdaden van zijn broeder vergeeft.
Op de voorgrond de dienaar smekend om geduld. Op de achtergrond grijpt hij een ander bij de keel. Toegeschreven aan de Vlaamse schilder Pieter Pourbus, omstreeks 1570
Vragen
Dit gedeelte roept vragen op. Wordt hier zo streng gestraft? Als slaaf verkopen, in de gevangenis werpen, pijnigen? Hoe kun je dit toepassen op God, de hemelse Vader?!
In werkelijkheid wordt hier niemand gestraft! Alleen proberen mensen vanuit hun perceptie te krijgen waar ze recht op hebben met de middelen die ze hebben.
De setting
Om te beginnen de setting. Die tienduizend talenten. Dat was in die tijd een gigantisch bedrag. De jaarlijkse belasting van een flink land. De “koning” in dit verhaal is dus de Romeinse Keizer. Die eerste dienaar is een gouverneur zoals Pilatus. Als de gouverneurs één voor één de belasting komen afdragen, zegt deze man “sorry ik heb het niet”. Een onbestaanbare wanprestatie!
Verkoping
De keizer wil toch zoveel mogelijk gaan krijgen van het geld waar hij op gerekend heeft. Romeinse machtsbekleders bezaten altijd enorme landerijen. Die kan de keizer verkopen. De dienaar zelf als slaaf verkopen aan een buitenlandse mogendheid zal ook wat opbrengen. Idem zijn kinderen. Zijn vrouw zal wel niet de lelijkste geweest zijn. Een topmodel verkopen als seksslavin aan een miljardair levert echt wel wat op. Zo ging dat in die tijd. Gelukkig zijn onze gewoontes nu wat christelijker. Bij elkaar zal het misschien niet het verschuldigde bedrag hebben opgeleverd, maar het was ook niet te verwaarlozen.
Genade
Om dit schrikbeeld te voorkomen, begint de in ongenade gevallen gouverneur uit alle macht te smeken of de keizer nog wat geduld wil hebben. Dan zal hij alles wel betalen. Geen idee hoe hij dat had moeten doen. Echter, tegen alle verwachting, krijgt de keizer medelijden. Hij scheldt hem de hele schuld kwijt! Een ongelofelijk grootmoedige daad!
Ongenade
De dienaar verlaat de keizerlijke vertrekken. Helemaal beduusd en verheugd vanwege de reactie van zijn heer, zou je denken. Maar nee. Hij ziet iemand die hém wat schuldig is. Een bedrag met de waarde van het dagloon van een gewone arbeider. Voor iemand met zo’n hoge positie peanuts! Hij dreigt de man te wurgen en maant hem om direct terug te betalen. Op zijn beurt vraagt ook deze man om uitstel, maar dat krijgt hij niet. De zojuist begenadigde bewindsman zet direct het zwaarste middel in. Naar de gevangenis tot zijn debiteur betaald zal hebben. Zo’n gijzeling heeft natuurlijk alleen zin als een schuldenaar het geld wél heeft, maar het niet wíl betalen.
Ander inzicht
Als de keizer dit te horen krijgt, is hij uiteraard hevig verontwaardigd. Hij gaat nu ook heel anders denken over het geval met zijn gouverneur. Tot nu toe ging hij ervanuit dat het verschuldigde geld er gewoon niet was. Door wanbeleid verloren gegaan. Maar als die gouverneur van iemand anders denkt dat hij geld moedwillig achterhoudt, dan zal hij het zelf ongetwijfeld ook doen! Dat belastinggeld is er nog wel! Dan zal hij het ook krijgen! Martelen werd in die tijd gezien als een effectieve manier om iemand te dwingen om iets te doen wat hij wel kon, maar niet wilde.
Wat zegt dit ons
De belangrijkste boodschap is uiteraard die van Jezus. Vergeving van onze zonde door God is gekoppeld aan vergeving van anderen door ons.
Maar hoe kun je iemand vergeven die jou iets heel lelijks heeft aangedaan? Twee details uit deze gelijkenis kunnen ons daarbij helpen.
De verhouding van de schuld. Hoeveel een ander je ook aandoet. Het valt in het niet tegen wat je zelf God aandoet. Hij vergeeft dat wel!
Als je beseft dat iemand slechte dingen niet doet uit onwil, maar uit onmacht. Net zoals de keizer eerst dacht van zijn gouverneur. Denk altijd het beste van anderen!
Vragen
Is het reëel dat wij God zoveel tekortdoen als geschetst? Geldt dit voor iedereen? Of zou Jezus bewust overdrijven?
Wat als je iemand wel wilt vergeven, maar er emotioneel niet toe instaat bent?