Het Hart van de Farao

Een beetje zielig‘ zei mijn kleinzoon Abbe.
We hadden net gelezen dat God het hart van de farao ‘verhardde’ zodat hij niet toegaf om de Israëlieten te laten gaan en dat hij daardoor een hele serie rampen over zich heen kreeg (Ex. 7:3-5). Ik had gevraagd wat hij er van vond.

Deze passage in de Bijbel heeft niet alleen Abbe, maar ook veel (andere?) theologen voor een raadsel geplaatst. Hoe kan God iemand straffen voor iets waar hij niets aan kon doen? Dat is toch onrechtvaardig?!

Toch is volgens mij het antwoord eenvoudig:

God maakte de farao tot slaaf!

Hij en zijn voorouders hadden een heel volk tot slaaf gemaakt (Ex. 1:11). Die Israëlieten hadden niets meer te willen. Ze mochten alleen doen wat deze grote slavenhouder bepaalde. Toen ze van hem een onmogelijke opdracht kregen, werden ze ervoor gestraft dat ze die niet konden uitvoeren  (Ex. 5:14). God betaalde de farao dus terug met gelijke munt. Ik kan dat niet zielig vinden.

De tekst

Kun je dit antwoord uit de Bijbeltekst halen? Zeker! We moeten wel kijken naar de Hebreeuwse grondtekst. In de vertalingen is het niet zo goed te zien. Wat in de SV vertaald is met ‘verstokken‘, ‘verzwaren‘, in de HSV met ‘verharden‘, ‘onvermurwbaar maken‘ en in de NBV met ‘onverzettelijk maken‘, ‘hardnekkig maken‘ komt van drie woorden, kasjáh, kaveed en chazák. Ze hebben elk hun eigen speciale betekenis en toepassing in dit Bijbelgedeelte. We gaan ze één voor één behandelen.

Tichelstenen maken

Kasjáh

Het Hebreeuwse woord kasjáh (קשה) betekent ‘zwaar‘ in de zin van ‘moeilijk‘, ‘hard‘.

Dit woord vinden we eerst in Exodus 1:14: ‘Zij (de Egyptenaren) maakten het leven bitter voor hen (de Israëlieten) door hen zwaar werk te laten verrichten met leem en bakstenen, en door allerlei werk op het veld…

Vervolgens in Exodus 6:8: ‘Zo sprak Mozes tot de Israëlieten (dat God hen zou verlossen), maar zij luisterden niet naar Mozes door hun moedeloosheid en de harde slavenarbeid‘.

Dan staat er in Exodus 7:3: ‘Maar Ík zal het hart van de farao verharden en Mijn tekenen en Mijn wonderen in het land Egypte talrijk maken‘.

Eerst maakte de farao het werk van de Israëlieten hard, als antwoord maakte God het hart van de farao hard.

Het is vaker opgemerkt dat er eerst steeds staat dat de farao zelf zijn hart verhardde, maar vanaf de zesde plaag: ‘de HEERE verhardde het hart van de farao‘. God gaf hem zelfs eerst nog de keus wat hij zou doen, maar op een moment was het over. Hij kon toen alleen nog maar doen wat God voor hem bepaalde. Slaafgemaakt!

Kaveed

Het woord kaveed (כבד) betekent ook ‘zwaar‘,  ‘gewichtig‘. Van daaruit ook ‘niet te verplaatsen‘. ‘Onverzettelijk‘ dus.

Dit woord heeft in het verhaal hetzelfde effect als het vorige, maar geeft ook weer nieuwe informatie.

Toen Mozes en Aaron voor het eerst vroegen om het volk een paar dagen vrij te geven, was de reactie van de farao om ze juist meer slavenwerk te geven. Exodus 5:9: ‘Het werk moet zo zwaar op die mannen drukken dat zij dat blijven doen en geen aandacht schenken aan leugenachtige woorden‘.

Edward_Poynter - Israel in Egypt 1867

Exodus 10:1: ‘Daarna zei de HEERE tegen Mozes: Ga naar de farao toe, want Ík heb zijn hart en het hart van zijn dienaren onvermurwbaar gemaakt, zodat Ik deze tekenen van Mij in zijn midden kan verrichten‘.

Zwaar‘ en ‘onvermuwbaar‘. Daar zou je niet zo gauw hetzelfde Hebreeuwse woord achter zoeken. Toch staat in beide gevallen kaveed!

Opmerkelijk. De bedoeling van de farao was dat het volk geen aandacht zou schenken aan de oproep ‘laat mijn volk gaan!’ Nu zorgde God ervoor dat hij het zelf niet deed. Door eenzelfde actie: verzwaren. Niet alleen hij, maar ook zijn dienaren, die de Israëlieten mishandelden, werden zo slaafgemaakten van God.

Hoe zou de farao zich toen gevoeld hebben met zijn ‘verzwaarde‘ hart? Als een zombie?

Hij moet zich geweldig gevoeld hebben! Dat kunnen we opmaken uit het derde woord.

Chazák

Chazák (חזק) betekent ‘sterk‘, ‘krachtig‘. Als het betrekking heeft op een hart, heeft het de betekenis van ‘standvastig‘, ‘vastberaden‘.  In de loop van het verhaal wordt dit woord steeds meer gebruikt, in plaats van kasjáh en kaveed. Tegen het eind, na de plaag van de sprinkhanen, staat er steeds dat God het hart van de farao chazák maakte (Ex 10:20, 10:27, 11:10, 14:4, 14:8, 14:17). 

In elk ander verband in de Bijbel heeft dit woord chazák een positieve betekenis: ‘Sterk‘, ‘geweldig‘. Dat is precies wat een despoot, zoals deze heerser over Egypte, wil zijn. Waar God straks Jozua steeds moest aansporen: ‘Wees sterk en moedig’ (Deut 31:6, Joz 1:6,7, 1:18), kreeg de farao dit cadeau!

Dat is humor. God maakte de farao een slaaf door hem sterk te maken!

In een volgende blog hoop ik in te gaan op de conclusies die de Egyptenaren (en wij?) na afloop hadden kunnen trekken.

Heb je al een idee daarover?

De Goden van Egypte en Mozes

In het oude Egypte werden duizenden goden vereerd. Ze hadden allemaal hun eigen taak.  Bijvoorbeeld de zon laten schijnen, oorlog voeren, kinderen laten krijgen of plezier maken. Er was wel verschil met de Griekse goden. Die bleven altijd hetzelfde doen, maar de Egyptische goden schakelden weleens over naar heel ander werk. Een “carrière-switch” heet dat.

Twee Egyptische goden die een beetje hetzelfde deden konden ook samensmelten tot één. Kwamen er dan minder goden? Nee, soms kwamen er van buiten ook weer nieuwe bij.

Wij geloven in één God. Eén God of meer goden, maakt dat wat uit? Daar heb ik een (minder ludiek) artikeltje over gemaakt.

In de Bijbel lezen we dat die Ene God zijn dienaar Mozes naar Egypte stuurde om zijn volk te bevrijden uit slavernij.

De Egyptenaren hadden al veel goden, maar God gaf ze er nog eentje bij! Mozes! (Exodus 7:1). Mozes ging met zijn broer Aäron aan de grote baas en slavenhouder, de farao, vragen om zijn volk vrij te laten.

Helaas wilde de farao van Egypte het volk niet laten gaan. Zelfs niet voor een paar dagen. Er waren een hele serie rampen nodig om hem op andere gedachten te brengen. Met die rampen gingen ook de Egyptische goden één voor één af.

Hoe? Dat zie je door op de goden te klikken.

(De redactie aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor het toewijzen van de verkeerde rampen aan bepaalde goden)

Hapi van de Nijl
Heqet van het gewas
Seth van het stof
Serket tegen insectenbeten
Apis en Chnoem van de beesten
Sechmet voor de gezondheid
Nut voor de neerslag
Isis voor de vruchtbaarheid
Ra van de zon
Horus van de opvolging
De afloop

God en goden

De Bijbel is het boek van God, maar we komen ook andere goden tegen. De Kanaänitische Baal en Astarte, Dagon van de Filistijnen, de niet met name genoemde Egyptische goden. Eén God aanbidden of één van de goden, maakt dat wat uit?

Verschillen

Het woord “goden” is het meervoud van “God”, maar het zijn twee totaal verschillende begrippen.

    • De Ene God heeft het heelal, de tijd en ons gemaakt.
      De goden leven/leefden net als wij in het heelal en in de tijd.
    • Goden stelde men natuurlijk veel machtiger voor dan mensen, maar ze waren niet intelligenter of beter. Ze maakten ook ruzie met elkaar of probeerden elkaar te slim af te zijn.
      De Ene God is wonderbaar, onkenbaar.
    • De goden waren ook altijd of mannelijk of vrouwelijk.
      De Ene God heeft wel beide geschapen, maar staat er zelf boven.
    • God heeft wat over ons te zeggen. Hij heeft recht op ons, “goden” hebben dat niet. Je kon wel proberen om ze aan jou kant te krijgen, om jouw doelen te bereiken.
      Bij die Ene God is het zaak om aan Zijn kant te gaan staan, om mee te werken om Zijn doelen te bereiken.

Bestaan de goden wel of niet?

De Bijbel spreekt over hemelse wezens, die God dienen. We lezen over “cherubs“, “serafs“, “zonen van God” of ook “goden“. Wij noemen ze meestal “engelen“.

Een deel van die hemelse wezens is God ongehoorzaam geworden. Dan hebben we het over “satan“, “duivel” of “demonen“.  

En de goden zoals de Egyptenaren, Filistijnen en Grieken die zich voorstelden? Die zijn voor een deel gebaseerd op die bestaande hemelse wezens, maar ze zijn vermengd met heel veel menselijke fantasie.

Alleen de Ene God is het waard om te aanbidden. Daarom noemen we de goden van de volken “afgoden“.

Geef de keizer wat van de keizer is

Jezus en de Belasting
Een geniaal antwoord

Wat zou jij doen als je een vraag kreeg waarop je, afhankelijk van je antwoord, ofwel gearresteerd zou worden, ofwel je gezag zou verliezen?

Markus 12:13-17 En zij stuurden enigen van de Farizeeën en van de Herodianen naar Hem toe om Hem op een woord te vangen. Dezen nu kwamen en zeiden tegen Hem: Meester, wij weten dat U waarachtig bent en Zich door niemand laat beïnvloeden; want U ziet de persoon van de mensen niet aan, maar U onderwijst de weg van God in waarheid. Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet? Moeten wij betalen of niet betalen? Daar Hij echter hun huichelarij kende, zei Hij tegen hen: Waarom verzoekt u Mij? Breng Mij een penning, opdat Ik hem bekijk. En zij brachten er een. En Hij zei tegen hen: Van wie is deze afbeelding en het opschrift? En zij zeiden tegen Hem: Van de keizer. Toen antwoordde Jezus hun: Geef dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is. En zij verwonderden zich over Hem.

De strikvraag

De vraag of het voor Joden die trouw waren aan de Thora toegestaan was om aan de Romeinen belasting te betalen was hét grote praktische strijdpunt van die tijd. Belasting aan een bezettende mogendheid wekt altijd al weerstand op. Zeker als die uitsluitend aan het bezettende leger wordt besteed. Voor de gelovige Joden uit die tijd was er nog een veel groter struikelblok. Dat was de manier waarop de Romeinse munten uitgevoerd waren! De beeltenis van de keizer stond er namelijk op. Dit in tegenspraak met het gebod om geen afbeeldingen te maken (Ex 20:4). In het randschrift werd hij bovendien vergoddelijkt. Als je een dergelijk munt gebruikte, erkende en diende je daarmee andere goden. Een overtreding van het gebod “U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben” (Ex 20:3).

Denarius. De tekst luidt: Tiberius Caesar, Zoon van de Goddelijke Augustus

Opstanden

Vanwege die belasting waren er verschillende opstanden geweest, die bloedig waren neergeslagen. Velen hadden de pragmatische keuze gemaakt om toch maar te betalen, ondanks dat het zonde was. Anders zouden ze allemaal gevangengezet of gedood worden. Dan bleven er geen gelovige Joden meer over.

Herodianen

Het is doortrapt van de Farizeeën dat ze naast hun leerlingen ook Herodianen naar Jezus sturen. Dat waren de handlangers van koning Herodes en dus van de Romeinen. Zo komt Jezus altijd klem te zitten. De inleiding op hun strikvraag zet dit dilemma op scherp:

“Meester, wij weten dat U waarachtig bent en Zich door niemand laat beïnvloeden; want U ziet de persoon van de mensen niet aan, maar U onderwijst de weg van God in waarheid.

De vraag

“Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet? Moeten wij betalen of niet betalen?”

Als Jezus “Nee” zegt, roept hij op tot belastingontduiking en zal hij door de Herodianen gearresteerd worden.

Zegt Hij toch “Ja”, dan blijkt dus dat Hij helemaal niet die principiële en niet te beïnvloeden leraar is waar het volk hem voor houdt. Dan verliest Hij Zijn gezag.

De vleiende inleiding is een grote stimulans voor Jezus om “Nee” te zeggen en dus gearresteerd te worden. Dan zijn de Farizeeën van hem af.

Het antwoord

Wat kan Jezus nu nog doen? Hij komt met een onverwachte, maar eenvoudige, vraag.

“Breng Mij een penning, opdat Ik hem bekijk.”

En zij brachten er één. En Hij zei tegen hen:

“Van wie is deze afbeelding en het opschrift?”

En zij zeiden tegen Hem: Van de keizer. Toen antwoordde Jezus hun:

“Geef dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is.”

Dat laatste zal Jezus wel met veel nadruk gesproken hebben. Daar hadden ze niet om gevraagd!

En zij verwonderden zich over Hem; en zij verlieten Hem en gingen weg, heeft Mattheus erbij geschreven.

De Herodianen zijn tevreden gesteld. Geen arrestatie vandaag. Deze man spoort de Joden aan om netjes hun belasting te betalen. Tot op vandaag denken velen dat dit de bedoeling van Jezus antwoord was. Betaal je belasting aan de staat, geef je collecte in de kerk en iedereen is tevreden.

"De Cijnspenning" van Rembrandt. Tegenwoordig toegeschreven aan zijn leerling Gerbrand van den Eeckhout (1621–1674)

Het beeld en het opschrift van God

De Farizeeën hebben een andere reactie. Zij verwachten van een rabbi een antwoord uit de Schrift, liefst uit de vijf boeken van Mozes. Ze weten ook dat Jezus compacte, cryptische, antwoorden geeft.

“Het beeld en het opschrift. Van de keizer en van God”.

Het beeld van God

Wat is het beeld van God? Bijbelgetrouw als ze zijn, denken ze direct aan Gen 1:27. En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem. Wij zijn zelf het beeld van God! We moeten onszelf aan God teruggeven door ons leven in Zijn dienst te stellen. Hij heeft recht op ons! Dat bedoelt Jezus!

Het opschrift van God

En dan het opschrift van God. Wat Jezus hiermee bedoelde is voor ons lastiger om achter te komen. Voor de Farizeeën was het helemaal niet moeilijk. Ze zagen het voor hun ogen! Gods naam stond namelijk als opschrift op hun voorhoofden. En wel op de tefillin, de gebedsriemen, die ze hadden.

Tefillin

Tegenwoordig hebben orthodoxe Joden deze tefillin alleen om wanneer ze bidden. Vandaar dat ze nu “gebedsriemen” heten. In de tijd van Jezus hadden Farizeeën ze altijd om. Misschien Jezus zelf ook. Het gaat niet om de riemen op zich, maar om de lederen capsules met Bijbelteksten die daarmee worden vastgebonden. Eén op het hoofd – tussen de ogen – en één op de hand. Dit in gehoorzaamheid aan o.m. Deut. 6:8: U moet de woorden die Ik u gebied als een teken op uw hand binden en ze moeten als een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn.

Zo worden tefillin tegenwoordig gedragen

In die tijd waren de meeste ongeveer 1×2 cm groot. Dat weten we, doordat er tientallen gevonden zijn in grotten bij de Dode Zee, tussen de Dode Zeerollen. Binnen de lederen capsule zitten vier Bijbelgedeelten, geschreven op strookjes heel fijn perkament. Die zijn opgerold in compartimentjes genaaid. De groeven van die compartimentjes vormen de Hebreeuwse letter Shin, een soort W. Deze Shin staat volgens de traditie voor Shaddai, de Almachtige. Die gedachte vinden we ook in Openbaring 22:4Zijn Naam zal op hun voorhoofden zijn.

Tegenwoordig knoopt men het doosje ook zo vast dat deze knoop de letter Dalet vormt. De knoop van de tefillin op de hand vormt de letter Jod. Samen maken ze het woord: Shaddai – de Almachtige. Echt een randschrift dus! “Zodat alle volken zien dat de naam van de Heere over u is uitgeroepen” (naar Deuteronomium 28:10).

We hebben er geen bewijs van dat ze in Jezus’ tijd ook al zo werden geknoopt, maar het zou zonder meer kunnen.

Een paar voorbeelden van Joodse gewoonten die al uit deze tijd stammen.

Hoofd Tefillin uit de tijd van Jezus in opgevouwen toestand
Hoofd Tefillin uit de tijd van Jezus opengevouwen

De boodschap van het Opschrift van God is dus hetzelfde als van het Beeld van God: Ons lichaam is van God! Dat horen we in Zijn dienst te stellen.

Ook de inhoud van de teksten duidt hierop. Op één van de vier staat: “Luister, Israël! De HEERE, onze God, de HEERE is één! Daarom zult u de HEERE, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht.” (Deuteronomium 6:4,5)

Eén van de opgerolde strookjes Bijbeltekst opengemaakt.

De strekking van het geheel

De strekking van Jezus antwoord is dus niet “Betaal braaf je belasting”, maar “Die hele belastingkwestie, waar iedereen zich zo druk over maakt, is helemaal niet belangrijk in vergelijking met de kwestie dat je jezelf aan God moet geven!”

Ik ben ervan overtuigd dat als Jezus niets anders gedaan en gezegd zou hebben dan deze ene uitspraak, dan was hij beroemd geworden. Misschien wel tot in deze tijd.

Uit het antwoord van Jezus blijkt Zijn Joods zijn en zijn ook zijn genialiteit. Niemand anders was hierop is gekomen! Dan dringt de vraag zich op: Wie was deze man?

Voor wie Jezus serieus neemt, ligt er de grote vraag:

Hoe geef ik mezelf terug aan God?

Dat is ook wat de schilder Titiaan Jezus lijkt te laten zeggen tegen de man die Hem de belastingmunt laat zien.

Titiaan (1488-1576) - Het Belastinggeld

Lees ook het verhaal van de “Making-of en de Follow-up ” van dit artikel.

Dit artikel is onderdeel van de serie

De Promotie van Jezus

Hamas in de Bijbel?

Hamas is een Arabisch acroniem voor Ḥarakat al-Muqāwamah al-ʾIslāmiyyah – Islamitische Verzetsbeweging. Letterlijk betekent dit woord حماس (Ḥamās) “enthousiasme, vuur, fanatisme”.

De Palestijnse organisatie Hamas zegt ernaar te streven “Palestina te bevrijden van de Israëlische bezetting” en “een soevereine Palestijnse staat te vestigen”. Zoals de naam aangeeft, zou dat dan wel een Islamitische staat worden, waarin andersdenkenden op zijn best getolereerd worden. De beweging heeft nooit naar verzoening of samenwerking met Israël gestreefd, maar steeds de oplossing gezocht in, vaak extreem, geweld.

In het Hebreeuws wordt “Hamas” geschreven als חמאס – Chamas. In de Bijbel komt dit woord uiteraard niet voor, maar wel een woord wat maar één letter verschilt, en ook wordt uitgesproken als “chamas: חמס. De betekenis van dit woord is: “geweld, onrecht”! Bijvoorbeeld in Genesis 6:11 Maar de aarde was verdorven voor Gods aangezicht en de aarde was vol met geweld (HSV). Hoe is het mogelijk dat de Islamitische verzetsbeweging een naam heeft gekozen die in het Hebreeuws zo treffend klinkt?!

Profetieën

Laten we eens aannemen dat profetieën en andere teksten vervuld worden op hun klank.  Dan krijgen de Bijbelteksten over “chamas” een heel nieuwe betekenis. Hier een aantal voorbeelden. We schrijven maar gewoon “Hamas” op zijn Nederlands als er “chamas” staat.

De tekst

Spreuken 16:29 Een man van geweld misleidt zijn naaste en brengt hem op een weg die niet goed is.

wordt dan:

Een man van Hamas misleidt zijn naaste en brengt hem op een weg die niet goed is.

Best een goede beschrijving van hoe Hamas de Palestijnen in het ongeluk stort!

Hulpgeroep

Psalm 55 verwoordt heel goed de gevoelens van een vrouw die is verkracht (!)

Psalm 55:10 Verslind hen, Heere, verwar hun taal, want ik zie Hamas en onenigheid in de stad.

Dit lijkt bijna geschreven te zijn op 7 oktober 2023.

Of ook

Job 19:7 Zie, ik roep: Hamas! maar ik krijg geen antwoord; ik roep om hulp, maar er is geen recht.

Strijd

In het Lied van David staat dit woord zowel aan het begin als aan het eind.

2 Samuel 22:3 Mijn God, mijn rots, tot Wie ik de toevlucht neem, mijn schild en de hoorn van mijn heil, mijn veilige vesting; mijn toevlucht, mijn Verlosser; van Hamas hebt U mij verlost.

2 Samuel 22:49 Die mij aan de macht van mijn vijanden onttrekt; ja, U verheft mij boven hen die tegen mij opstaan, U redt mij van de man van Hamas.

Bekering

Wat in Ninevé gebeurde, kan dat ook in de Gazastrook?

Jona 3:8 Mens en dier moeten in rouwgewaden gehuld zijn en met kracht tot God roepen. Zij moeten zich bekeren, ieder van zijn slechte weg en van Hamas die in hun handen is.

Tenslotte de heilsprofetie

Jesaja 60:18 Er zal niet meer gehoord worden van Hamas in uw land, van verwoesting of rampen binnen uw grenzen, maar uw muren zult u noemen Heil, en uw poorten Lof.

Mag het?

De grote vraag is: Mag je de Bijbel zo gebruiken? Het antwoord laat ik graag over aan de lezer.

Reacties welkom!

Naschrift

Het artikel is helemaal het resultaat van eigen onderzoek, maar er blijken meer mensen hetzelfde te hebben gezien. Op twee Nederlandse websites staan artikelen met dit idee.

https://www.jesussaves.nl/hamas-in-de-bijbel – met volle overtuiging.

https://israeltoday.nl/read/hamas-in-de-bijbel/ – met een knipoog: “Dat was onze Bijbelse acrobatiek van de week”.

Mijn Vader kan alles!

In zowel Mattheüs, Marcus als Lucas vinden we direct na elkaar de stukjes “Jezus zegent de kinderen” en “De rijke jongeman”. Dat is geen toeval. Ze horen bij elkaar.

Het contrast tussen “ontvangen als een kind” en “er iets voor willen doen” springt eruit.

Jezus zegent de kinderen / De rijke jongeman

Lucas 18:15. En zij brachten ook de jonge kinderen bij Hem, opdat Hij die zou aanraken. En toen de discipelen dat zagen, bestraften ze hen. 16. Jezus echter riep die kinderen tot Zich en zei: Laat de kinderen tot Mij komen en verhinder hen niet, want voor wie is zoals zij is het Koninkrijk van God. 17. Voorwaar zeg Ik u: Wie het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal daarin beslist niet binnengaan.

18. En een leidinggevende vroeg Hem en zei: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? 19. En Jezus zei tegen hem: Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed behalve Eén, namelijk God. 20. U kent de geboden: U zult geen overspel plegen, u zult niet doden, u zult niet stelen, u zult geen vals getuigenis afleggen, eer uw vader en uw moeder. 21. En hij zei: Al deze dingen heb ik in acht genomen vanaf mijn jeugd. 22. Maar toen Jezus dit hoorde, zei Hij tegen hem: Nog één ding ontbreekt u: Verkoop al wat u hebt en deel het uit onder de armen en u zult een schat hebben in de hemel. En kom dan en volg Mij. 23. Maar toen hij dit hoorde, werd hij diep bedroefd, want hij was erg rijk. 24. Toen nu Jezus zag dat hij diep bedroefd was geworden, zei Hij: Hoe moeilijk kunnen zij die rijkdommen hebben, het Koninkrijk van God binnengaan. 25. Want het is gemakkelijker dat een kameel gaat door het oog van een naald, dan dat een rijke het Koninkrijk van God binnengaat. 26. En zij die dit hoorden, zeiden: Wie kan dan zalig worden? 27. Hij echter zei: De dingen die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God. (HSV)

Eén is Go(e)d

Wat bedoelt Jezus met “Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed behalve Eén, namelijk God?” (vers 19) 

De eerste reactie van mij, en van sommige anderen, op deze tekst was: ‘Hè, zegt Jezus hier nou dat hij niet Goddelijk is?’. Dat is echter onlogisch. Lucas en de andere evangelisten geloofden dat Hij dat wel was. Dus hadden dat niet zo opgeschreven. Het had ook geïmpliceerd dat Jezus van zichzelf zegt dat Hij niet echt goed is.

Veel verklaarders zien het precies andersom. Dat Jezus hiermee juist wel wilde aangeven dat hij zelf Goddelijk is. “Als ik echt goed ben, dan moet ik Goddelijk zijn.” Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat Jezus zo de aandacht op zichzelf vestigde. Dan had evangelist vast ook het Griekse ἐμὲ (eme, mij met nadruk) gebruikt, in plaats van het gewone με (me). 

Nee, Hij vestigde zo direct de aandacht op God! Dit met het doel dat de persoon die met de vraag kwam het ook bij God, de enige goede, zou zoeken.

De oudste handschriften van Mattheus hebben een wat andere versie: “Meester, wat voor goeds moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven. Hij antwoordde: ‘Waarom vraagt u me naar het goede? Er is maar één die goed is.'” (Mattheus 19:16, NBV21). Voor de evangelieschrijvers was het minder belangrijk wat de man precies gezegd heeft, dan dat Jezus daar een aanleiding in vond om op God te wijzen.

Het Koninkrijk van God

In dit Bijbelgedeelte vinden we drie uitdrukkingen die hetzelfde bedoelen. 

    • het eeuwige leven beërven
    • zalig/gered worden
    • het Koninkrijk van God binnengaan

De rijke man gebruikt de eerste, de discipelen de tweede. Beide zijn op de persoon zelf gericht. Jezus zegt daarentegen consequent “het Koninkrijk van God binnengaan”. Hij denkt aan zijn Hemelse Vader. Net als bij “Alleen God is goed“.

Geloven als een kind

De zin “De dingen die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God” valt te parafraseren als “Mijn Vader kan alles!”. Zo kunnen we ”Niemand is goed behalve Eén, namelijk God” parafraseren als “Mijn Vader is de beste!

Jezus geloofde zelf als een kind!

Zijn bloed over het hele volk?

Mattheüs 27:24 Toen Pilatus zag dat hij niets bereikte, maar dat er veeleer opschudding ontstond, nam hij water, waste zijn handen voor de ogen van de menigte en zei: Ik ben onschuldig aan het bloed van deze Rechtvaardige. U moet maar zien.
25. En heel het volk antwoordde en zei: Laat Zijn bloed maar komen over ons en over onze kinderen! (HSV)

Gevaarlijke tekst

De laatste tekst is één van de meest beladen en gevaarlijke gebleken uit de geschiedenis van het christendom. Hij is gebruikt om aan te tonen dat het Joodse volk alle ellende aan zichzelf te danken had. Een stimulans zelfs om Joden te discrimineren en te vervolgen. Ze hadden het immers zelf aan God gevraagd!

Als gevolg zijn Joodse mensen ervan overtuigd geraakt dat het Nieuwe Testament een antisemitisch boek is. 

Wat heeft Mattheus bedoeld met deze tekst?

Heel het volk?

Hoe kan Mattheus zo dom zijn geweest om “heel het volk” op te schrijven? Hij moet toch ook geweten hebben dat er voor het podium van Pilatus geen ruimte was voor een heel volk! Misschien was het een exercitieterrein, waar wel duizend mensen konden staan, misschien was het veel kleiner. Een pleintje voor enkele tientallen. Bovendien, wat waren het voor mensen die hier verzameld stonden? Vast voornamelijk handlangers en medestanders van de hogepriester, die zo graag Jezus uit de weg wilde ruimen. 

Het antwoord is dat de woorden “πᾶς ὁ λαὸς (pas ho laos)” inderdaad “heel het volk” kunnen betekenen, maar vaker “alle aanwezigen”! Bijvoorbeeld in Handelingen 3:9. Toen Petrus bij de tempel een verlamde man had genezen, staat er in de HSV: “En al het volk zag hem lopen en God loven”. De NGV21 heeft hier: “Alle tempelbezoekers“. Het zou absurd zijn om te denken dat inderdaad het hele volk uit alle windstreken plotseling was komen opdagen. 

Niet dom van Mattheus dus. Wel onnadenkend van vertalers!

Uitgekomen?

Is het ook uitgekomen, dat de straf voor het vergieten van het onschuldig bloed van Jezus op die mensen is neergekomen? Het is een feit dat veertig jaar later de Romeinen de opstand, die de Joden waren begonnen, bloedig hebben neergeslagen en de tempel verwoest. Veel van de fanatieke mensen, die geroepen hadden dat Jezus gekruisigd moest worden, zijn toen omgekomen. Als ze toen nog leefden. Anders hun kinderen.

Eeuwig?

Hoe lang kan een afgeroepen kwaad doorwerken? Dat wordt in veel kerken elke zondag gelezen:

Exodus 20:5 U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten,

Dus hoogstens tot het vierde geslacht. En dan alleen als die achterkleinkinderen ook God haten. Als ze zich bekeren stopt het!

Dit haalt een streep door het idee dat de vloek van “Zijn bloed over ons en onze kinderen” eeuwen kon gelden.

Eeuwig!

Er is nog iets wonderlijks aan de woorden “Zijn bloed over ons en onze kinderen”. Wie op deze termen in de Bijbel gaat zoeken, komt direct op Exodus 12:23, 24:

Want de HEERE zal het land doortrekken om Egypte te treffen, maar als Hij het bloed zal zien op de bovendorpel en op de beide deurposten, dan zal de HEERE de deur voorbijgaan en de verderver niet toestaan om uw huizen binnen te komen om u te treffen. Houd dit als verordening voor u en uw kinderen, tot in eeuwigheid.

Hebben die woorden misschien onbewust geresoneerd in de gedachten van de roepers? Het was immers Pesach.

Zonder dat ze het beseften, hebben de vervolgers van Jezus op deze manier getuigd dat Hij het Paaslam is dat voor ons en voor hun is geslacht. Zijn bloed zit op de bovendorpel boven/over ons en zorgt dat de verderver voorbijgaat. En dat tot in eeuwigheid, volgens de tekst!

Mogelijk de stenen van het plein voor Pilatus

Jozef in de Babylonische Ballingschap

Psalm 126

Een pelgrimslied

Toen de HEERE de gevangenen van Sion terug deed keren,
waren wij als dromers.

Toen werd onze mond vervuld met lachen
en onze tong met gejuich.
Toen zei men onder de volken:
De HEERE heeft grote dingen bij hen gedaan!
De HEERE heeft grote dingen bij ons gedaan,
daarom zijn wij verblijd.

HEERE, breng een omkeer in onze gevangenschap,
zoals waterstromen in het zuiden.

Wie met tranen zaaien,
zullen met gejuich maaien.
Wie het te zaaien zaad draagt,
gaat al wenend zijn weg;
maar hij zal zeker terugkomen met gejuich,
en zijn schoven dragen!

Vertaling: HSV het een paar kleine “verbeteringen”

Babylonische ballingschap

Deze psalm is te plaatsen na de terugkeer uit de Babylonische ballingschap. In de boeken Haggaï, Ezra en Nehemia kunnen we lezen over de blijdschap van de bevrijding, maar ook over de problemen die er nog waren. Zoals misoogsten (Haggaï 2:16-20) en tegenstand (Ezra 4, Nehemia 4 en 6).

Spelfout?

In de Hebreeuwse grondtekst loop je direct tegen iets vreemds aan. Namelijk het woord voor “gevangenen”, anderen vertalen “lot”. Dat woord lijkt verkeerd gespeld שיבת, shivath, in plaats van שבית, shevith. Daar komen we zo op terug. 

Dromers

De zin “wij waren als dromers” vatten wij meestal op als dat ze het amper konden geloven. Echter in de Bijbel zijn dromen altijd voorspellingen die uitkomen. Dus betekent deze zin eerder dat ze zichzelf zagen als de vervulling van een profetie. Hét grote voorbeeld van zo’n dromer is Jozef. Hij wordt zelfs de “meesterdromer” genoemd (Genesis 37:19).

Schoven

Over de inhoud van deze psalm valt veel te zeggen, maar we gaan direct door naar de laatste regel: “Hij zal zeker terugkomen met gejuich, en zijn schoven dragen!” Dit woord voor “schoven”, עלומה, alumah, komt verder maar op één plaats in de Bijbel voor. Dat is ook in het verhaal van Jozef (Genesis 37:7)!  Als hij droomt dat de schoven van zijn broers buigen voor die van hem.

Spelfout!

Gaan we zoeken op het vreemde woord שיבת ,shivath, uit de eerste regel, dan blijkt dat verder ook maar één keer voor te komen. Dat wil zeggen, een woord dat je hetzelfde schrijft, maar anders uitspreekt: sevath, “grijs haar“.  Het staat in de rede die Juda houdt tegen Jozef om te voorkomen dat zijn broer Benjamin als slaaf in Egypte blijft.

Genesis 44:31: Dan zal het gebeuren dat hij (Jakob) zal sterven als hij ziet dat de jongen (Benjamin) er niet bij is. Dan zullen uw dienaren het grijze haar van uw dienaar, onze vader, met verdriet in het graf doen neerdalen.

De derde verwijzing naar het verhaal van Jozef. Dat kan geen toeval zijn! Het woord is dus bewust verkeerd gespeld voor dit doel.  

De woorden voor “grijs haar” en “schoven” markeren in omgekeerde volgorde het verhaal van Jozef. Met de droom over de schoven kwam er vervreemding tussen Jozef en zijn broers en na het “grijze haar” kon Jozef zich niet meer inhouden en kwam er verzoening.  

Jozef in de Babylonische Ballingschap

Het verhaal van Jozef moet voor de ballingen in Babel een belangrijk voorbeeld zijn geweest. Een aansporing om niet te zwichten voor de verleidingen van de nieuwe omgeving, maar ook om vertrouwend op God het beste voor die nieuwe omgeving te zoeken. Ook een bron van hoop dat God het allemaal ten goede zou gebruiken. Hoe dat uitgewerkt heeft, kunnen we lezen in het boek Daniël. Daniël en zijn vrienden werden nieuwe “Jozefs”.

Vincent van Gogh - Korenveld met maaier

Het boek “A new Psalm” van Benjamin J. Segal is voor dit artikel heel belangrijk geweest.

Israëls Bewijs van Eigendom

Bewijs van eigendom huis
Bewijs van eigendom grot van Machpelah
Kijk hier voor de inhoud van het tweede document

Gen. 23:3-18 is een rechtsgeldig document.

Overeenkomsten met huidig bewijs van eigendom

Er zijn veel  overeenkomsten met een huidig koopcontract van bijvoorbeeld een huis. In het document staan

    • Vorige eigenaar
    • Nieuwe eigenaar
    • Omschrijving van het bezit
    • De koopprijs
    • Officiële getuigen.

Hoe zie je ook dat het een officieel contract is? Vanaf vers 3 wordt er zo onpersoonlijk gesproken het lichaam van Sara. “Mijn dode/uw dode”. Dat is officiële taal! Pas op het einde van het hoofdstuk gaat het verhaal verder en is ze weer “zijn vrouw Sara”.

Verschil met huidig bewijs van eigendom

Het grootste verschil met een huidig eigendomsbewijs is dat Genesis 23 ook uitgebreid verhaalt hoe de koop tot stand is gebracht. Alhoewel, huidige contracten beginnen ook met “Heden verscheen voor mij…”

Een voordeel van de verhaalvorm is dat eruit blijkt dat de koop eerlijk en zonder druk tot stand is gebracht.

Wat ging eraan vooraf?

Sara is de enige vrouw van wie in de Bijbel staat hoe oud ze is geworden. Dat staat in alle commentaren. Ook in dit dus.

Hij kwam

Opvallend is dat er staat “hij kwam”. Er zijn diverse speculaties: Kwam hij van het veld?  Kwam hij naar Sara’s tent? Kwam hij rechtstreeks vanaf de berg Moria?

Volgens mij woonden ze nog steeds in Berseba en was Sara op bezoek in Hebron. Ze hadden daar lang gewoond en veel meegemaakt.

    • Een altaar gebouwd toen ze er gingen wonen (Genesis 13)
    • Strijd gevoerd om Lot te bevrijden (Genesis 14)
    • De belofte gekregen dat een eigen zoon zou erven (Genesis 15:1 ev.)
    • God sloot een eenzijdig verbond en maakte bekend wat precies het land zou zijn dat zijn nageslacht zou erven. Tegelijk vertelde Hij dat Abrams nageslacht eerst vierhonderd jaar elders zou wonen en onderdrukt zouden worden (Genesis 15)
    • Gedoe gehad met Hagar en Ismaël (Genesis 16)
    • God gaf hen andere namen, beloofde dat echt hun eigen zoon de erfgenaam zou zijn en gaf de besnijdenis als teken (Genesis 17)
    • God kwam persoonlijk op bezoek (Genesis 18)
    • De verwoesting van Sodom en Gomorra (Genesis 19)

Daarna waren ze naar Gerar getrokken en nog later woonden ze bij Berseba. Het is niet vreemd dat ze nog contacten in Hebron hadden. Toen Abraham Izaäk ging offeren, moest hij erlangs.

Maar of Sara nu in Hebron op bezoek was, of dat ze toch samen stiekem naar Hebron waren verhuisd, zonder het aan Mozes door te geven, het is opvallend dat Abraham juist hier terecht komt om het eerste stukje beloofde land te verwerven. Het is dus de plaats van het verbond en van de belofte.

Klagen, bewenen en opstaan

Hij kwam om Sara te beklagen en haar te bewenen. Dat is officieel en persoonlijk.

Abraham stond nu voor de keuze waar Sara te begraven. Dat zou ook later het graf voor hemzelf zijn. God had hier, bij Hebron, beloofd het hele land ooit aan zijn nageslacht te geven. Daarom was dit de uitgelezen plaats. 

Genesis 15:18-21 Op die dag sloot de HEERE een verbond met Abram, en zei: Aan uw nageslacht heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af tot aan de rivier, de rivier de Eufraat: de Kenieten, de Kenezieten, de Kadmonieten, de Hethieten, enz.

Nu komt Abraham in geloof ertoe alvast een stukje van dat beloofde land te kopen.

De totstandkoming van het contract

Voor wie belangstelling heeft, volgen we vers na vers de totstandkoming van het koopcontract.

3, 4 Verzoek tot koop. Verklaring dat hij geen eigenaar was van een plaats om als graf te dienen.

5, 6 Het genereuze aanbod om een graf van een ander te gebruiken. Dat wilde Abraham niet. Hij wilde zelf een graf bezitten. Een “monument voor de toekomst”, voor zijn nakomelingen. Hij wist dat ze lang in Egypte zouden wonen.

7-9 Abraham verduidelijkt dat hij geen graf wil lenen, maar kopen. Hij spreekt tot de officiële vertegenwoordiging van de Hethieten. Efron zat er zelf tussen. Hij had ook al een concrete plaats op het oog.

Waarom een grot? Dat is een opvallend oriëntatiepunt; niet een stuk grond dat niet opvalt. Daar kunnen derden ook de paaltjes van verzetten.

10,11 In het antwoord van Efron zitten drie aspecten:

    • Hij stemt toe met Abrahams vraag
    • Hij zegt dat hij het cadeau wil geven. Niet duidelijk of hij dat echt meent, of dat hij verwacht dat Abraham geen gift zal accepteren. In ieder geval klinkt het edelmoedig.
    • Niet alleen de grot, maar ook het land hoort erbij. Dat was een wet van de Hethieten.

12, 13 Abraham weigert het aanbod als gift, maar gaat akkoord met het land erbij, maar dan wel als koop.

14-16 Efron noemt een prijs, maar brengt het zo dat het lijkt alsof het eigenlijk een gift blijft. Zo lijdt hij geen gezichtsverlies. Het maakt het voor Abraham ook praktisch onmogelijk om de prijs naar beneden te brengen. 400 zilveren sikkels is waarschijnlijk heel veel geld. Jeremia kocht een akker voor 17 zilveren sikkels. Het was voor Abraham superbelangrijk om dit graf te krijgen. Hij maakt dus geen bezwaar. In ieder geval kan er zo nooit iemand opmerkingen over maken dat hij er eigenlijk meer voor had moeten geven.

17, 18 Hier zie je duidelijk de juridische taal. De exacte omschrijving van het bezit, de verkoper, de koper en de getuigen.

Het resultaat van dit eigendomsbewijs

Eindelijk kan Abraham Sara begraven.

19,20 Daarna begroef Abraham zijn vrouw Sara in de grot op de akker van Machpela, tegenover Mamre – het tegenwoordige Hebron – in het land Kanaän.  Zo ging de akker met de grot die daarop gelegen is als een eigen graf over van de Hethieten op Abraham.

Hij is nu burger geworden van twee werelden. Aan de ene kant zag hij uit naar een hemels vaderland (Hebr. 11). Aan de andere kant was hij nu landeigenaar en ook schatplichtig aan de koning van de Hethieten.

Toen de Israëlieten in Egypte waren, hadden ze dit document in handen. Ook later tijdens de Babylonische ballingschap.

Nu nog relevant?

De Grot van de Aartsvaders in Hebron

Zelfs werkt de actie van Abraham nu nog door. De grot van Machpela is er nog steeds, al kun je er niet bij.

Rond 200 v.C. was er al iets omheen gebouwd. Herodus heeft dit vergroot en verfraaid. De Byzantijnse keizer  heeft er een kerk van gemaakt. Vervolgens de moslims een moskee. Daarna de kruisvaarders weer een kerk. Daarna weer moskee. Nu Israël weer Joodse Staat is, is hij verdeeld in een moskee en een synagoge.

Toen de kruisvaarders Hebron in handen hadden, tussen 1100 en 1188, hebben verschillende christelijke en joodse reizigers beschreven dat ze de botten van de aartsvaders hebben gezien. De moslims hebben de grot later afgesloten.

Onder joden, christenen en moslims is er geen twijfel over dat de grot bevat de tombes van Sara en Abraham, Rebekka en Izaäk en van Lea en Jacob, anders genoemd Israël. Niet die van Ismaël of Ezau!

Nog steeds een bewijs van eigendom!

Moslims bidden in de Grot van de Aartsvaders in Hebron