In het oude Egypte werden duizenden goden vereerd. Ze hadden allemaal hun eigen taak. Bijvoorbeeld de zon laten schijnen, oorlog voeren, kinderen laten krijgen of plezier maken. Er was wel verschil met de Griekse goden. Die bleven altijd hetzelfde doen, maar de Egyptische goden schakelden weleens over naar heel ander werk. Een “carrière-switch” heet dat.
Twee Egyptische goden die een beetje hetzelfde deden konden ook samensmelten tot één. Kwamen er dan minder goden? Nee, soms kwamen er van buiten ook weer nieuwe bij.
Wij geloven in één God. Eén God of meer goden, maakt dat wat uit? Daar heb ik een (minder ludiek) artikeltje over gemaakt.
In de Bijbel lezen we dat die Ene God zijn dienaar Mozes naar Egypte stuurde om zijn volk te bevrijden uit slavernij.
De Egyptenaren hadden al veel goden, maar God gaf ze er nog eentje bij! Mozes! (Exodus 7:1). Mozes ging met zijn broer Aäron aan de grote baas en slavenhouder, de farao, vragen om zijn volk vrij te laten.
Helaas wilde de farao van Egypte het volk niet laten gaan. Zelfs niet voor een paar dagen. Er waren een hele serie rampen nodig om hem op andere gedachten te brengen. Met die rampen gingen ook de Egyptische goden één voor één af.
Hoe? Dat zie je door op de goden te klikken.
(De redactie aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor het toewijzen van de verkeerde rampen aan bepaalde goden)