Zaligsprekingen

In een tijd waarin door geweld de emoties oplopen, is het goed om te kijken naar de wetten van het Koninkrijk van God. Dat zijn de Zaligsprekingen van Jezus.

Zalig zijn de armen van geest,

want van hen is het Koninkrijk der hemelen

Zalig zijn zij die treuren,

want zij zullen vertroost worden.

Zalig zijn de zachtmoedigen,

want zij zullen de aarde beërven.

Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid,

want zij zullen verzadigd worden.

Zalig zijn de barmhartigen,

want aan hen zal barmhartigheid bewezen worden.

Zalig zijn de reinen van hart,

want zij zullen God zien.

Zalig zijn de vredestichters,

want zij zullen Gods kinderen genoemd worden.

Zalig zijn zij die vervolgd worden om de gerechtigheid,

want van hen is het Koninkrijk der hemelen.

Wat kun je uit de structuur halen?

Voor wie zijn ze bestemd? Wil Jezus met deze woorden alleen zijn volgelingen bemoedigen, als ze het moeilijk hebben? Je kan veel halen uit de vorm van deze zaligsprekingen.

Acht

Het zijn acht zaligsprekingen. Dat staat voor eeuwigdurend. Het aantal weekdagen is het volmaakte zeven. De achtste dag is weer dag één van de nieuwe week. Enzovoort. Jezus heeft dit benadrukt door de eerste en achtste zaligspreking dezelfde belofte te geven: ‘want van hen is het Koninkrijk der hemelen‘. Weer opnieuw naar het begin dus.

Twee delen

Ze zijn ook verdeeld in 2 maal 4. Dit wordt aangegeven door het tweemaal voorkomen van ‘de gerechtigheid‘. Hierdoor lijken ze op de twee stenen tafelen van de tien geboden. Een nieuwe wet.

Voor wie?

Is er ook een negende? Soms wordt dat gedacht. Het vervolg luidt namelijk:

Mattheüs 5:11 Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij. Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn.

Dit is in wezen de achtste zaligspreking, maar dan speciaal toegepast op Jezus’ volgelingen. Let op ‘u‘ in plaats van ‘zij‘. Juist hieruit kunnen we opmaken dat de acht zaligsprekingen universeel bedoeld zijn, voor iedereen!

De acht zaligsprekingen op de deur van de Domkerk van Oslo

Wat moet je met de Zaligsprekingen?

De Zaligsprekingen van Jezus zijn een belofte voor de toekomst en een richtlijn om te leven. Daarover hebben anderen goed geschreven.

Bijvoorbeeld

Thomas

Herschepping

Zij lacht

Persoonlijk helpen de Zaligsprekingen me om, over ze mediterend, weer enigszins tot rust te komen als er volop reden is om over op te winden.

“Thou wilt keep him in perfect peace, whose mind is stayed on thee’. Isaiah 26:3 (KJV)

Kees Visser

14-10-2023

Zijn bloed over het hele volk?

Mattheüs 27:24 Toen Pilatus zag dat hij niets bereikte, maar dat er veeleer opschudding ontstond, nam hij water, waste zijn handen voor de ogen van de menigte en zei: Ik ben onschuldig aan het bloed van deze Rechtvaardige. U moet maar zien.
25. En heel het volk antwoordde en zei: Laat Zijn bloed maar komen over ons en over onze kinderen! (HSV)

Gevaarlijke tekst

De laatste tekst is één van de meest beladen en gevaarlijke gebleken uit de geschiedenis van het christendom. Hij is gebruikt om aan te tonen dat het Joodse volk alle ellende aan zichzelf te danken had. Een stimulans zelfs om Joden te discrimineren en te vervolgen. Ze hadden het immers zelf aan God gevraagd!

Als gevolg zijn Joodse mensen ervan overtuigd geraakt dat het Nieuwe Testament een antisemitisch boek is. 

Wat heeft Mattheus bedoeld met deze tekst?

Heel het volk?

Hoe kan Mattheus zo dom zijn geweest om “heel het volk” op te schrijven? Hij moet toch ook geweten hebben dat er voor het podium van Pilatus geen ruimte was voor een heel volk! Misschien was het een exercitieterrein, waar wel duizend mensen konden staan, misschien was het veel kleiner. Een pleintje voor enkele tientallen. Bovendien, wat waren het voor mensen die hier verzameld stonden? Vast voornamelijk handlangers en medestanders van de hogepriester, die zo graag Jezus uit de weg wilde ruimen. 

Het antwoord is dat de woorden “πᾶς ὁ λαὸς (pas ho laos)” inderdaad “heel het volk” kunnen betekenen, maar vaker “alle aanwezigen”! Bijvoorbeeld in Handelingen 3:9. Toen Petrus bij de tempel een verlamde man had genezen, staat er in de HSV: “En al het volk zag hem lopen en God loven”. De NGV21 heeft hier: “Alle tempelbezoekers“. Het zou absurd zijn om te denken dat inderdaad het hele volk uit alle windstreken plotseling was komen opdagen. 

Niet dom van Mattheus dus. Wel onnadenkend van vertalers!

Uitgekomen?

Is het ook uitgekomen, dat de straf voor het vergieten van het onschuldig bloed van Jezus op die mensen is neergekomen? Het is een feit dat veertig jaar later de Romeinen de opstand, die de Joden waren begonnen, bloedig hebben neergeslagen en de tempel verwoest. Veel van de fanatieke mensen, die geroepen hadden dat Jezus gekruisigd moest worden, zijn toen omgekomen. Als ze toen nog leefden. Anders hun kinderen.

Eeuwig?

Hoe lang kan een afgeroepen kwaad doorwerken? Dat wordt in veel kerken elke zondag gelezen:

Exodus 20:5 U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten,

Dus hoogstens tot het vierde geslacht. En dan alleen als die achterkleinkinderen ook God haten. Als ze zich bekeren stopt het!

Dit haalt een streep door het idee dat de vloek van “Zijn bloed over ons en onze kinderen” eeuwen kon gelden.

Eeuwig!

Er is nog iets wonderlijks aan de woorden “Zijn bloed over ons en onze kinderen”. Wie op deze termen in de Bijbel gaat zoeken, komt direct op Exodus 12:23, 24:

Want de HEERE zal het land doortrekken om Egypte te treffen, maar als Hij het bloed zal zien op de bovendorpel en op de beide deurposten, dan zal de HEERE de deur voorbijgaan en de verderver niet toestaan om uw huizen binnen te komen om u te treffen. Houd dit als verordening voor u en uw kinderen, tot in eeuwigheid.

Hebben die woorden misschien onbewust geresoneerd in de gedachten van de roepers? Het was immers Pesach.

Zonder dat ze het beseften, hebben de vervolgers van Jezus op deze manier getuigd dat Hij het Paaslam is dat voor ons en voor hun is geslacht. Zijn bloed zit op de bovendorpel boven/over ons en zorgt dat de verderver voorbijgaat. En dat tot in eeuwigheid, volgens de tekst!

Mogelijk de stenen van het plein voor Pilatus

De Ondankbare Gouverneur

Toen kwam Petrus naar Hem toe en zei: Heere, hoeveel keer zal mijn broeder tegen mij zondigen en ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe? Jezus zei tegen hem: Ik zeg u: niet tot zevenmaal, maar tot zeventig maal zevenmaal.

Daarom kan het Koninkrijk der hemelen vergeleken worden met een zeker koning die afrekening wilde houden met zijn dienaren. Toen hij begon af te rekenen, werd er iemand bij hem gebracht die hem tienduizend talenten schuldig was. En toen hij niet kon betalen, gaf zijn heer opdracht dat men hem zou verkopen, én zijn vrouw en kinderen en alles wat hij had, en dat de schuld betaald moest worden. De dienaar dan knielde voor hem neer en zei: Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. En de heer van deze dienaar was innerlijk met ontferming bewogen, liet hem gaan en schold hem de schuld kwijt.

Maar deze dienaar ging naar buiten en trof een van zijn mededienaren aan, die hem honderd penningen schuldig was. Hij pakte hem beet, greep hem bij de keel en zei: Betaal mij wat u schuldig bent. Zijn mededienaar dan liet zich voor hem neervallen en smeekte hem: Heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. Hij wilde echter niet, maar ging heen en wierp hem in de gevangenis, totdat hij de schuld betaald zou hebben. Toen zijn mededienaren zagen wat er gebeurd was, werden zij erg bedroefd; zij gingen naar hun heer en vertelden hem alles wat er gebeurd was. Toen riep zijn heer hem bij zich en zei tegen hem: Slechte dienaar, al die schuld heb ik u kwijtgescholden, omdat u mij dat smeekte. Had ook u geen medelijden moeten hebben met uw mededienaar, zoals ik ook medelijden met u had? En zijn heer, boos als hij was, gaf hem aan de pijnigers over, totdat hij alles wat hij hem schuldig was, betaald zou hebben. Zo zal ook Mijn hemelse Vader met u doen, als niet ieder van u van harte de misdaden van zijn broeder vergeeft.

De ondankbare dienaar
Op de voorgrond de dienaar smekend om geduld. Op de achtergrond grijpt hij een ander bij de keel. Toegeschreven aan de Vlaamse schilder Pieter Pourbus, omstreeks 1570

Vragen

Dit gedeelte roept vragen op.  Wordt hier zo streng gestraft? Als slaaf verkopen, in de gevangenis werpen, pijnigen? Hoe kun je dit toepassen op God, de hemelse Vader?!

In werkelijkheid wordt hier niemand gestraft! Alleen proberen mensen vanuit hun perceptie te krijgen waar ze recht op hebben met de middelen die ze hebben.

De setting

Om te beginnen de setting. Die tienduizend talenten. Dat was in die tijd een gigantisch bedrag. De jaarlijkse belasting van een flink land. De “koning” in dit verhaal is dus de Romeinse Keizer. Die eerste dienaar is een gouverneur zoals Pilatus. Als de gouverneurs één voor één de belasting komen afdragen, zegt deze man “sorry ik heb het niet”. Een onbestaanbare wanprestatie! 

Verkoping

De keizer wil toch zoveel mogelijk gaan krijgen van het geld waar hij op gerekend heeft. Romeinse machtsbekleders bezaten altijd enorme landerijen. Die kan de keizer verkopen. De dienaar zelf als slaaf verkopen aan een buitenlandse mogendheid zal ook wat opbrengen. Idem zijn kinderen. Zijn vrouw zal wel niet de lelijkste geweest zijn. Een topmodel verkopen als seksslavin aan een miljardair levert echt wel wat op. Zo ging dat in die tijd. Gelukkig zijn onze gewoontes nu wat christelijker. Bij elkaar zal het misschien niet het verschuldigde bedrag hebben opgeleverd, maar het was ook niet te verwaarlozen.

Genade

Om dit schrikbeeld te voorkomen, begint de in ongenade gevallen gouverneur uit alle macht te smeken of de keizer nog wat geduld wil hebben. Dan zal hij alles wel betalen. Geen idee hoe hij dat had moeten doen. Echter, tegen alle verwachting, krijgt de keizer medelijden. Hij scheldt hem de hele schuld kwijt! Een ongelofelijk grootmoedige daad!

Ongenade

De dienaar verlaat de keizerlijke vertrekken. Helemaal beduusd en verheugd vanwege de reactie van zijn heer, zou je denken. Maar nee. Hij ziet iemand die hém wat schuldig is. Een bedrag met de waarde van het dagloon van een gewone arbeider. Voor iemand met zo’n hoge positie peanuts! Hij dreigt de man te wurgen en maant hem om direct terug te betalen. Op zijn beurt vraagt ook deze man om uitstel, maar dat krijgt hij niet. De zojuist begenadigde bewindsman zet direct het zwaarste middel in. Naar de gevangenis tot zijn debiteur betaald zal hebben. Zo’n gijzeling heeft natuurlijk alleen zin als een schuldenaar het geld wél heeft, maar het niet wíl betalen.

Ander inzicht

Als de keizer dit te horen krijgt, is hij uiteraard hevig verontwaardigd. Hij gaat nu ook heel anders denken over het geval met zijn gouverneur. Tot nu toe ging hij ervanuit dat het verschuldigde geld er gewoon niet was. Door wanbeleid verloren gegaan. Maar als die gouverneur van iemand anders denkt dat hij geld moedwillig achterhoudt, dan zal hij het zelf ongetwijfeld ook doen! Dat belastinggeld is er nog wel! Dan zal hij het ook krijgen! Martelen werd in die tijd gezien als een effectieve manier om iemand te dwingen om iets te doen wat hij wel kon, maar niet wilde.

Wat zegt dit ons

De belangrijkste boodschap is uiteraard die van Jezus. Vergeving van onze zonde door God is gekoppeld aan vergeving van anderen door ons.

Maar hoe kun je iemand vergeven die jou iets heel lelijks heeft aangedaan? Twee details uit deze gelijkenis kunnen ons daarbij helpen.

    1. De verhouding van de schuld. Hoeveel een ander je ook aandoet. Het valt in het niet tegen wat je zelf God aandoet. Hij vergeeft dat wel!
    2. Als je beseft dat iemand slechte dingen niet doet uit onwil, maar uit onmacht. Net zoals de keizer eerst dacht van zijn gouverneur. Denk altijd het beste van anderen!

Vragen

    • Is het reëel dat wij God zoveel tekortdoen als geschetst? Geldt dit voor iedereen? Of zou Jezus bewust overdrijven?
    • Wat als je iemand wel wilt vergeven, maar er emotioneel niet toe instaat bent?

De Promotie van Jezus

Marcus 11  en Marcus 12

Jezus’ bevoegdheid

Jezus deed zijn intocht in Jeruzalem als de lang beloofde Koning. Hij bracht de stad in opschudding. Hij stuurde ook de verkopers weg uit de tempel (Marcus 11:15). Nu komen de overpriesters, de schriftgeleerden en de oudsten naar Hem toe met de vragen: “Met welke bevoegdheid doet U deze dingen? En wie heeft U deze bevoegdheid gegeven om deze dingen te doen?”

In de tijd van Jezus werd je niet zomaar Rabbi. Daar moest je toe benoemd worden. Dat gebeurde dan door handoplegging, nadat de kandidaat door verschillende Rabbi’s was ondervraagd. Net zoiets als wanneer iemand nu op een universiteit promoveert tot doctor. Daarna had de rabbi geestelijk gezag.

Jezus kan hierop het echte antwoord niet geven, namelijk dat hij door Zijn Hemelse Vader tot Messias is aangesteld. Dat hadden ze zeker niet aangenomen. Daarom komt Hij met de vergelijking met de doop van Johannes. Daarvoor geldt immers hetzelfde. Ook Johannes de Doper was niet officieel door hen aangesteld.

De slechte landbouwers

Vervolgens vertelt Jezus de gelijkenis van de slechte landbouwers (12:1-12). Zonder het rechtsreeks te zeggen, geeft Hij zijn tegenstanders wel een paar schokkende zaken te concluderen.

    1. Jezus is de Zoon van God.
    2. Zijn opponenten, de huidige leiders zullen er zelfs toe komen om Hem te doden
    3. God zal de huidige leiders het gezag ontnemen.

Ze hebben direct begrepen dat Hij met de wijngaard verwees naar Jesaja 5.

Drie vragen

Dan komen er drie vragen op Jezus af. Drie vragen, onafhankelijk door verschillende mensen gesteld. Het waren niet zomaar vragen, maar dé strijdpunten van die tijd.

Jezus weet op alle drie vanuit een volkomen nieuwe invalshoek een afdoend antwoord gegeven! Een bewijs van Goddelijke genialiteit!

Wij zijn aan deze passages gewend en verbazen ons er niet zo meer over. Om te zien hoe bijzonder de antwoorden van Jezus waren, moet je inleven in Zijn tijd. Per vraag zijn ze hier uitgewerkt.

Er zit een duidelijke progressie in de intentie achter de vragen. De eerste was bedoeld om Jezus te laten arresteren, de tweede alleen om zijn ideeën belachelijk te maken en de derde om hem te bevragen over een belangrijk punt. Van uiterst negatief tot positief dus.

Toen durfde niemand hem meer iets te vragen (:34). Dat is raar! Zo’n geniale rabbi zou je alles willen vragen! Op het gebied van bijbeluitleg en voor persoonlijke zaken. Dat gebeurt nu nog in orthodox Joodse kringen. Hieruit blijkt de vijandige, bevooroordeelde houding van de Joodse leiders toen.

Er is nog een reden waarom ze verder niets vroegen. Ze liepen nu namelijk een groot risico.

Na de zin: “Niemand durfde Hem meer iets te vragen” staat er “en Jezus antwoordde”. Dat lijkt vreemd Er was toch juist geen vraag! Het Griekse woord apokrinomai heeft een ruimere betekenis: “reageren”. Dat kan door een antwoord te geven of op een andere manier.  Hij reageerde dus op het feit dat niemand hem iets durfde vragen. Dat is de vraag over de Messias, de Zoon van David.

Christus, Zoon van David

En Jezus antwoordde en zei, terwijl Hij onderwijs gaf in de tempel: Hoe kunnen de schriftgeleerden zeggen dat de Christus een Zoon van David is? Want David zelf heeft door de Heilige Geest gezegd: De Heere heeft gezegd tegen mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden neergelegd heb als een voetbank voor Uw voeten. David noemt Hem dus zelf zijn Heere en hoe kan Hij dan zijn Zoon zijn? (Markus 12:35-37)

Vroeger begreep ik niets van dit gedeelte. Ik las “hoe kan Hij dan zijn Zoon zijn?” als een retorische vraag. Probeerde Jezus nou onderuit te halen dat de Messias de zoon van David is? Helemaal niet! Het is geen retorische vraag, maar een ondervraging, zoals bij een universitaire promotie.

We weten uit de Talmoed dat de kandidaat-rabbi ondervraagd werd op vier categorieën.

    1. Een praktische uitwerking van de wet (Chokma, halacha)
    2. Over bijbeluitleg. (Haggadah)
    3. Een vraag waarin een standpunt van de Rabbi belachelijk wordt gemaakt. (Boruth)
    4. Principes waaruit je moet leven. (Derech ‘eretz)

Zonder dat ze er enigszins op uitwaren, was Jezus nu ondervraagd op categorieën 1, 3 en 4. En dat niet op vergezochte punten, maar op de vragen van die tijd. 1 – de belastingpenning, 3 – de opstanding, 4 – het grootste gebod. Nu durfden ze Hem niet meer te vragen. Als hij nog één goed antwoord gaf over bijbeluitleg, hadden ze hem zelf tot Rabbi moeten promoveren. Dat risico wilden ze niet lopen.

Daarom komt Jezus zelf met een vraag uit deze categorie.  Daarop weten zelfs zijn geleerde opponenten het antwoord niet. Hij wel! De Messias is zowel de zoon van David als de Zoon van God.

Hiermee geeft Jezus en passant antwoord op de vragen aan het begin van het gedeelte. Met welke bevoegdheid? De bevoegdheid als Messias, de zoon van David! En wie heeft de bevoegdheid gegeven? God zelf!

Gepromoveerd!

En bovendien hadden zijn opponenten Jezus dus volgens hun eigen regels, op grond van de vier antwoorden, moeten promoveren tot Rabbi. Summa Cum Laude!

Met dank aan David T. Owen-Ball voor zijn artikel Rabbinic Rhetoric and the Tribute Passage (Mt. 22:15-22; Mk. 12:13-17; Lk. 20:20-26) in het tijdschrift Novum Testamentum.

Jezus en de Opstanding

De vraag of er leven is na de dood is van alle tijden. In de tijd van Jezus was dit een groot strijdpunt. Een belangrijk verschil ook tussen Farizeeën en Sadduceeën.

Marcus 12:18-27 Er kwamen ook Sadduceeën naar Hem toe, die zeggen dat er geen opstanding is, en zij vroegen Hem: Meester, Mozes heeft ons voorgeschreven: Als iemands broer sterft en een vrouw achterlaat en geen kinderen nalaat, dat dan zijn broer diens vrouw tot vrouw moet nemen en voor zijn broer nageslacht verwekken. Nu waren er zeven broers; en de eerste nam een vrouw en liet bij zijn sterven geen nageslacht na. Ook de tweede nam haar tot vrouw en stierf, en ook deze liet geen nageslacht na; en de derde evenzo. En alle zeven namen haar tot vrouw en lieten geen nageslacht na; als laatste van allen stierf ook de vrouw. In de opstanding, wanneer zij opgestaan zullen zijn, van wie van hen zal zij dan de vrouw zijn? Want alle zeven hebben haar als vrouw gehad. En Jezus antwoordde hun: Dwaalt u niet daardoor, dat u de Schriften niet kent en ook niet de kracht van God? Want wanneer ze uit de doden opgestaan zullen zijn, trouwen ze niet en worden ze niet ten huwelijk gegeven, maar zijn ze als engelen in de hemelen. En wat betreft de doden, dat zij opgewekt zullen worden: hebt u niet gelezen in het boek van Mozes, hoe God in de doornstruik tot hem sprak: Ik ben de God van Abraham en de God van Izak en de God van Jakob? Hij is niet een God van doden, maar een God van levenden. U dwaalt dus erg.

Belachelijk

De Sadduceeën waren ervan overtuigd dat opstanding van doden een verzinsel is. Ze zien een kans om de populaire zelfverklaarde rabbi Jezus af te laten gaan. Met hem ook alle andere Farizeeën, want zo zullen ze Jezus wel gezien hebben. Ze zetten het dik aan om hem belachelijk te maken. Niet “wat gebeurt er als een vrouw twee keer getrouwd is geweest”, maar een heel verhaal over een vrouw die achter elkaar zeven mannen heeft gehad. Overigens hebben ze niet een man als onderwerp van hun verhaal gekozen. Blijkbaar was het geen vreemd idee dat een man, opgestaan, een hele harem om zich heen zou hebben. In de evolutie van de mensheid is deze gedachte later doorontwikkeld tot zelfs 72 maagden.

Misvatting

Eerst moet Jezus een misvatting corrigeren. Het idee dat bij de opstanding de doden uit hun graf kruipen zoals ze erin gegaan zijn. Wel gezond en jong uiteraard, met alles erop en eraan. Zoals de schilders het altijd hebben afgebeeld.

Laatste Oordeel. 15e eeuw. Afkomstig uit Très Riches Heures du duc de Berry.

Engelen

“Ze zijn als engelen in de hemel”. Dezelfde persoon, maar toch helemaal anders. Paulus vergelijkt dit met een graankorrel en de halm die daaruit groeit. Die zien er heel anders uit en toch is het dezelfde plant.

Thora

Dan het antwoord. Probleem was dat de Sadduceeën ervan overtuigd waren dat alleen de eerste vijf boeken van de Bijbel, de Thora, van God kwam. De rest was mensenwerk.

Eerdere overtuigingspogingen van de Farizeeën zullen wel als volgt gegaan zijn: “Jullie erkennen alleen het gezag van de boeken van Mozes. Daar staat inderdaad niets in over de opstanding. Hoe komen jullie erbij dat God toen opgehouden is met spreken? De Profeten en de Geschriften zijn duidelijk genoeg! Kijk maar in Jesaja, Ezechiël, Daniel, Hosea, Job en diverse Psalmen”.

Jezus gaat juist uit van wat voor de Sadduceeën wél gezag heeft. Nog wel een zeer bekende tekst uit de Thora. Exodus 3:6, waar God tot Mozes zegt: Ik ben de God van Abraham, Izaäk en Jacob. Niet: Ik was de God. De aartsvaders zijn er nog!

Dit is een onverwachte nieuwe invalshoek. Nooit zal de discussie over de opstanding meer dezelfde zijn. Toch?

Gamaliël

In de Talmoed staat dat later Gamaliël, de leermeester van Paulus, hetzelfde bewijs dacht te halen uit Deuteronomium 11:21.

“… Het land waarvan de HEERE uw vaderen gezworen heeft het hun te geven … Niet tot u, maar hun [uw vaderen die nu dood zijn]. Dus wordt de opstanding afgeleid uit de Thora”.

Dit bewijs lijkt op dat van Jezus, maar klopt niet! Op het moment dat God dit had gezworen, waren die vaderen wel in leven. Kende Gamaliël het argument van Jezus, maar wilde hij het niet gebruiken omdat hij Hem als de stichter van een sekte beschouwde? Of heeft Gamaliël juist wel Jezus nagesproken, maar was een christelijke redenering voor latere overschrijvers van de Talmoed te gortig?

De weg kwijt

U dwaalt dus erg”. In gewoon Nederlands: “Jullie zijn helemaal de weg kwijt!” Een terechte reactie op het belachelijk maken van een belangrijk punt in de Schrift. De opstanding uit de dood. Die we ook zelf hopen mee te maken!

Dit artikel is onderdeel van de serie

De Promotie van Jezus

Wie is de Parelkoopman?

Mat 13:45-46
Ook is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman die mooie parels zoekt. Toen hij één parel van grote waarde gevonden had, ging hij heen en verkocht alles wat hij had, en hij kocht hem.

Alle oude commentators hebben deze gelijkenis zo uitgelegd dat wij de koopman zijn en de parel het evangelie. En inderdaad is het leren kennen van Christus van onschatbare waarde. Maar dat wij alles daarvoor zouden moeten opgeven? Is dat mogelijk? Nee, sinds enkele tientallen jaren is het besef doorgedrongen dat Christus die koopman is! Hij is op zoek en vindt op deze aarde een schat waar hij alles voor over heeft. Die schat is zijn gemeente. Hij heeft daar echt alles voor opgegeven, zelfs zijn eigen leven.

En zeg maar zelf. Lijkt de aarde van een afstand op een parel of niet?