Een “Man naar Gods hart”. Maar in de praktijk had David best moeite om Gods wil te doen. Dat ging met vallen en opstaan. Eerst een voorbeeld van hoe het wél moet.
Maar allereerst gaan we nog even terug in de tijd.
Een Vaste Burcht
“Vandaag moet jij mee, David” zegt Isaï tegen zijn achtjarige zoon. “Deze week is Bethlehem aan de beurt om voor de proviand van koning Saul en zijn hofhouding te zorgen. We gaan kaas, rozijnen en dadels naar Gibea brengen. En schapen. Dat is jouw pakkie-an”. Ze gaan op weg. Verschillende boeren uit Bethlehem met hun knechten. David is nog nooit zo ver van huis geweest. Halverwege kijkt hij ineens op tegen een prachtige grote burcht. Een stad op een berg. “Wat is dít!? Is hij van ons of van de Filistijnen?” “Dat is Jeruzalem”, zegt zijn vader. “Dat is de stad van de Jebusieten. De Israëlieten kunnen hem niet veroveren en de Filistijnen is het ook nooit gelukt. Hij is onneembaar”. David denkt: “Wat zou het mooi zijn om in die stad te wonen! Nooit meer last van vijanden! Als ik daar de baas zou zijn…” Hij denkt aan Bethlehem, dat afwisselend een zelfstandige Israëlitische stad is en dan weer een tijd bezet door de Filistijnen. De Filistijnen legden hoge belastingen op. Nu moeten ze evenveel naar koning Saul brengen, maar dat is tenminste iemand van het eigen volk. Voor ongeveer de helft dan, hij is niet van de eigen stam Juda…
De Filistijnen in de Emek Refa’im
Nu zit David in Jeruzalem. Als koning zelfs! Zijn jongensdroom is meer dan uitgekomen. En wat gebeurt er.
2 Samuel 5:17 Toen de Filistijnen hoorden dat zij David tot koning over Israël gezalfd hadden, trokken alle Filistijnen op om David te zoeken. Toen David dat hoorde, daalde hij af naar de vesting.
Zolang David in Hebron koninkje was over één stam, hadden de Filistijnen hem eerder als een bondgenoot gezien dan een tegenstander. Zij streden tegen het Israël van koning Isboseth, David ook. Nu hij koning is over heel Israël, is hij ineens hun grote vijand. De Filistijnen komen en bezetten het dal Refaïm, oftewel de Emek Refa’im. Een heel logische keus. Dat dal loopt vanaf de kustvlakte, waar zij de baas zijn, tot helemaal tegen Jeruzalem. Tegenwoordig tot in Jeruzalem, eindigend in de straat met deze naam. Daar zijn heel wat restaurants. Voor de Filistijnen een aanlokkelijk vooruitzicht!
David daalt af naar een vesting, die in die richting ligt. Nu is hijzelf veilig, maar het land is nog wel bezet. Hij gaat niet op zijn eigen inzicht af, maar vraagt de Heere: “Zal ik optrekken”. Vast door de orakelstenen Urim en tummim. Het antwoord is “Ja”. Het wordt een grote overwinning. “Want met U ren ik door een legerbende, met mijn God spring ik over een muur”, zong David later. Ik denk altijd dat dat laatste een militaire uitdrukking was voor “door een linie breken`, maar ik heb nog geen vertaling gevonden die dat ook zo ziet. Vanwege de doorbraak die was geforceerd noemt hij de plaats “Bruchhausen”. Als hij een Duitser was geweest dan. Omdat hij Israëliet is, noemt hij hem Baal-Perazim, wat ongeveer hetzelfde betekent.
De Filistijnen lieten hun afgoden achter, net als de Israëlieten eerder de ark. David en zijn mannen namen ze mee als trofee. Daar hebben ze geen nadelige gevolgen van ondervonden, in tegenstelling tot de Filistijnen toen ze de ark meenamen. Volgens 1 Kronieken over dezelfde gebeurtenis, hebben ze die beelden verbrand.
Maar de Filistijnen weten zich te herstellen en rukken weer op. Wat ligt er meer voor de hand dan om hetzelfde te doen als de eerste keer?! Toch doet David het niet. Hij vraagt weer de Heere om raad. Nu is het advies heel anders. Het moet via een profeet zijn gekomen. Te specifiek voor Urim en Tummim. Hij moet omtrekken en wachten op het geluid van marcherende voetstappen in de moerbeibomen. Het geluid van de Heere, die voor hem uitgaat! David doet wat wordt gezegd en weet de Filistijnen definitief uit dit gebied te verdrijven.
Misschien is dit de verklaring dat de pizzeria in de Emek Refaim straat, waar we verschillende keren hadden gegeten, de vorige keer was verhuisd naar een locatie dichterbij de Stad van David. Van de Filistijnen hebben ze geen klandizie meer te verwachten.
De Ark naar Jeruzalem
Parade
Nu regeert David veilig in Jeruzalem. Een ideale plaats om Israël te besturen. Precies op de grens tussen de stammen Juda en Benjamin. Wel jammer dat Jeruzalem niet ook een religieus centrum is. Er is geen traditie zoals in Gilgal, Silo, Bethel. Dan denkt David aan de Ark van het Verbond. Vroeger trok het leger uit met de ark voorop. De Heere ging voor en Israël won altijd. Maar sinds de ark ooit door de Filistijnen is buitgemaakt, heeft hij zijn glans voor de meeste Israëlieten verloren.
Er is nog iets wat David dwars zit. Dat ze die Filistijnse afgodsbeelden hebben verbrand, was wel een goede actie. Alleen hadden ze nu niets om in triomf naar de hoofdstad te brengen. Dat valt nog goed te maken met de ark. Daarom roept hij de strijdbare mannen weer op om in een militaire parade de ark naar Jeruzalem te voeren. Dat zal die verloren glans wel weer oppoetsen.
De ark laat hij zetten op een nieuwe ossenwagen. Dat had bij de Filistijnen ook prima gewerkt. Vroeger moest hij door Levieten worden gedragen, maar dat was vroeger. Vroeger moesten ook speciale Levieten op de sjofar blazen en anderen juichen. Dat was te kaal voor deze parade! Het volk mag van alles laten klinken. Harpen, luiten, tamboerijnen, rinkelbellen en cimbalen. Een ratjetoe aan instrumenten en een kakofonie van geluiden. Het lijkt een uitbundige carnavalsoptocht. Het was een wonder van Gods genade dat het nog een tijd goed ging. Maar dan gaat het ook goed fout! Op een moment laten de ossen de ark vallen, staat er letterlijk. Bij het klimmen naar de hoge dorsvloer, glijdt hij van de mooie nieuwe wagen en dreigt op de grond te vallen. Als hij door Levieten was gedragen, had dit natuurlijk nooit kunnen gebeuren. Uzza, die de ark begeleid, steekt zijn hand uit. Met de beste bedoelingen uiteraard. Net als de Duitse soldaten die een stroomstoring wilden verhelpen. Als bezetter hadden ze de sleutel van het falende transformatorhuisje. Het resultaat was hetzelfde als bij Uzza. Zelfs de Levieten mochten de ark niet aanraken. Ze droegen hem met draagbomen. Het is zeer de vraag of Uzza een Leviet was.
Doorbraak
David wordt heel boos. Op wie? Vooral op zichzelf! Nu krijgt hij heilig ontzag voor de Heere. Tot nu toe was David het hoofd geweest van de operatie. Nu was de God de machtigste. Eerder leek Hij afwezig, nu was Hij was doorgebroken. Helaas op Uzza. Daarom noemt David de plaats Perez-Uzza, de Doorbraak van Uzza. (Ik vertaal vers 8 dus anders dan de HSV of NBV. Heel letterlijk: “En David ontstak (in woede) vanwege dat de Heere een doorbraak had doorgebroken in/tegen Uzza”. Zo staat het ook ongeveer in de Naardense Vertaling.) Dat is in dit verhaal de tweede plaats die naar een doorbraak is genoemd.
Nu zoekt hij voor de ark de dichtstbijzijnde Leviet op. Ene Obed Edom uit de Levietenstad Gat-Rimmon. Pas als blijkt de deze man gezegend wordt, durft David de ark verder te brengen. Het lag dus niet aan het verplaatsen naar Jeruzalem, maar aan de manier waarop.
Processie
Nu geen militaire parade, geen ossenwagen, geen ratels en rinkelbellen. De afdeling Levieten die de ark moeten dragen, dragen de ark. De Levieten die sjofar moeten blazen, blazen de sjofar. En David brengt offers nadat het zes passen goed was gegaan. Heel voorzichtig. “Dank U dat het toch kan!”
Nu is David ontzettend blij en opgelucht. Hij schrijdt ook niet als koning voorop, maar is eenvoudig gekleed. Solidair met de priesterstand, die hij de vorige keer heeft achtergesteld, draagt hij een linnen priesterhemd. Hij huppelt als een kind. Hij danst, hij springt, hij draait pirouettes.
Als de ark op zijn plaats staat, gaat hij iedereen bedanken en mee laten delen in de vreugde. Eerst de Heere God. Hij brengt twee soorten offers. Brandoffers – dit dier moet sterven in plaats van alle andere Uzza’s die in leven zijn gebleven. Vredeoffers – nu het goed is tussen God en ons, kunnen we samen maaltijd houden.
Dan het volk. God is bij de mensen gaan wonen. Daarom krijgt iedereen een kerstpakketje mee naar huis, met als inhoud luxebroodjes, dadels en rozijnen. Zowel mannen als vrouwen. Echt bijzonder, in een tijd waarin mannen en vrouwen vaak verschillende goden hadden. Waarin ook de man werd gezien als het hoofd en vertegenwoordiger van het gezin. Deze God is er voor ieder individu!
Kinderen
Tenslotte zijn vrouwen en kinderen. Enthousiast loopt hij naar zijn paleis. Maar dan komt de koude douche! Michal, zijn eerste vrouw, heeft hem vanuit het venster zien huppelen en ze is niet blij! Dit gedrag voor een koning! Zo is ze het van huis uit niet gewend! Ze komt hem tegemoet. Dan moet ze wel erg verontwaardigd zijn geweest.
Vaak als in de Bijbel een man een vrouw van repliek dient, is er een aspect dat hij zich niet in kan leven in haar gevoelens, maar deze gevoelens deugen echt niet! David wil zich best als koning gedragen, maar hij heeft geleerd dat je tegenover God alleen kind kunt zijn. Of niet meer dan slaaf of slavin.
Michal heeft geen kind gekregen. “De dochter van Saul”, staat er steeds. Hiermee vergaat de laatste kans op regeren door nageslacht van de koning die zichzelf en zijn dynastie te belangrijk vond om Gods wil te doen. De toekomst ligt bij de degene die ervoor heeft gekozen om voor God een kind te zijn.
Een voorbeeld voor iedereen met een positie. Zeker als dat een geestelijke positie is.
Lukas 14:11 Want ieder die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.
Lukas 18:17 Voorwaar zeg Ik u: Wie het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal daarin beslist niet binnengaan.