Mijn Vader kan alles!

In zowel Mattheüs, Marcus als Lucas vinden we direct na elkaar de stukjes “Jezus zegent de kinderen” en “De rijke jongeman”. Dat is geen toeval. Ze horen bij elkaar.

Het contrast tussen “ontvangen als een kind” en “er iets voor willen doen” springt eruit.

Jezus zegent de kinderen / De rijke jongeman

Lucas 18:15. En zij brachten ook de jonge kinderen bij Hem, opdat Hij die zou aanraken. En toen de discipelen dat zagen, bestraften ze hen. 16. Jezus echter riep die kinderen tot Zich en zei: Laat de kinderen tot Mij komen en verhinder hen niet, want voor wie is zoals zij is het Koninkrijk van God. 17. Voorwaar zeg Ik u: Wie het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal daarin beslist niet binnengaan.

18. En een leidinggevende vroeg Hem en zei: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? 19. En Jezus zei tegen hem: Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed behalve Eén, namelijk God. 20. U kent de geboden: U zult geen overspel plegen, u zult niet doden, u zult niet stelen, u zult geen vals getuigenis afleggen, eer uw vader en uw moeder. 21. En hij zei: Al deze dingen heb ik in acht genomen vanaf mijn jeugd. 22. Maar toen Jezus dit hoorde, zei Hij tegen hem: Nog één ding ontbreekt u: Verkoop al wat u hebt en deel het uit onder de armen en u zult een schat hebben in de hemel. En kom dan en volg Mij. 23. Maar toen hij dit hoorde, werd hij diep bedroefd, want hij was erg rijk. 24. Toen nu Jezus zag dat hij diep bedroefd was geworden, zei Hij: Hoe moeilijk kunnen zij die rijkdommen hebben, het Koninkrijk van God binnengaan. 25. Want het is gemakkelijker dat een kameel gaat door het oog van een naald, dan dat een rijke het Koninkrijk van God binnengaat. 26. En zij die dit hoorden, zeiden: Wie kan dan zalig worden? 27. Hij echter zei: De dingen die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God. (HSV)

Eén is Go(e)d

Wat bedoelt Jezus met “Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed behalve Eén, namelijk God?” (vers 19) 

De eerste reactie van mij, en van sommige anderen, op deze tekst was: ‘Hè, zegt Jezus hier nou dat hij niet Goddelijk is?’. Dat is echter onlogisch. Lucas en de andere evangelisten geloofden dat Hij dat wel was. Dus hadden dat niet zo opgeschreven. Het had ook geïmpliceerd dat Jezus van zichzelf zegt dat Hij niet echt goed is.

Veel verklaarders zien het precies andersom. Dat Jezus hiermee juist wel wilde aangeven dat hij zelf Goddelijk is. “Als ik echt goed ben, dan moet ik Goddelijk zijn.” Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat Jezus zo de aandacht op zichzelf vestigde. Dan had evangelist vast ook het Griekse ἐμὲ (eme, mij met nadruk) gebruikt, in plaats van het gewone με (me). 

Nee, Hij vestigde zo direct de aandacht op God! Dit met het doel dat de persoon die met de vraag kwam het ook bij God, de enige goede, zou zoeken.

De oudste handschriften van Mattheus hebben een wat andere versie: “Meester, wat voor goeds moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven. Hij antwoordde: ‘Waarom vraagt u me naar het goede? Er is maar één die goed is.'” (Mattheus 19:16, NBV21). Voor de evangelieschrijvers was het minder belangrijk wat de man precies gezegd heeft, dan dat Jezus daar een aanleiding in vond om op God te wijzen.

Het Koninkrijk van God

In dit Bijbelgedeelte vinden we drie uitdrukkingen die hetzelfde bedoelen. 

    • het eeuwige leven beërven
    • zalig/gered worden
    • het Koninkrijk van God binnengaan

De rijke man gebruikt de eerste, de discipelen de tweede. Beide zijn op de persoon zelf gericht. Jezus zegt daarentegen consequent “het Koninkrijk van God binnengaan”. Hij denkt aan zijn Hemelse Vader. Net als bij “Alleen God is goed“.

Geloven als een kind

De zin “De dingen die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God” valt te parafraseren als “Mijn Vader kan alles!”. Zo kunnen we ”Niemand is goed behalve Eén, namelijk God” parafraseren als “Mijn Vader is de beste!

Jezus geloofde zelf als een kind!

Het raadsel van de bruiloft in Kana

Johannes 1:1-12

Net discipel van Jezus en nu al gast op de bruiloft van een familielid. Vreemd? Helemaal niet! Elke goede rabbi nam zijn leerlingen mee naar zijn privézaken. Zo konden ze leren hoe hij reageerde in alle omstandigheden. Hij had ze laten kennismaken met zijn moeder Maria, een vrouw waarvan je kon merken dat ze veel meer wist dan dat ze sprak.

Terwijl ze gezellig met elkaar zaten te praten, kwam ineens Maria op Jezus af. “Ze hebben geen wijn meer” fluisterde ze, toch hard genoeg dat de discipelen het hoorden. Wat Jezus toen zei, verbaasde hen hevig: “Vrouw, wat heb Ik met u te doen? Mijn uur is nog niet gekomen”. Hoe kon hij zo grof met zijn moeder omgaan? Moesten ze hier een voorbeeld aan nemen?

Inderdaad had iedere andere vrouw zich afgewezen gevoeld, op haar nummer gezet. Maria niet! Zij leefde met de Schrift. Zij en haar zoon communiceerden vaak via Bijbelteksten. Wat ervoor en erna kwam, daar ging het om. Het was een raadsel met één oplossing.

“Vrouw, wat heb ik met u te doen…” De zin “wat heb ik met u te doen” staat enkele keren in de Schrift. Maar één keer is een vrouw erbij betrokken. Daar staat deze zin tussen twee grote wonderen! “Wat heb ik met u te doen, man Gods” *, had de weduwe van Zarfath gezegd toen haar zoon was gestorven. Elia had hem daarna opgewekt. Toch schrikt Maria even erg. Zou nu haar eigen zoon sterven? Nee, “Mijn uur is nog niet gekomen”, had Jezus toegevoegd. Dan ging het dus om het wonder vóór de geciteerde zin. Toen had Elia gezorgd dat het meel in de pot van de weduwe en de olie in haar kruik niet opraakten. Dat was net zo’n situatie als nu! De boodschap was duidelijk: Jezus zou het tekort aan wijn gaan verhelpen! Maar die weduwe van Elia had wel precies moeten doen wat hij tegen haar zei. Eigenlijk een wonder dat ze dat had gedaan in haar situatie. En de bedienden nu dan, zouden die Jezus gehoorzamen? Maria wist wat haar te doen stond. Ze liep naar hen toe en zei: “Wat Hij ook tegen u zal zeggen, doe het“. De mannen keken haar vreemd aan. Waar had ze het over?

Zes stenen watervaten. Bron: Israël Museum, Jeruzalem

Toen Jezus even later naar hen toekwam en zei dat ze de zes watervaten moesten vullen, gaven twee dingen voor hen de doorslag dat ze hem gehoorzaamden. De beslistheid waarmee de moeder van Jezus hun had aangesproken en de woorden die ze gebruikt had. Dat waren dezelfde woorden als die de Farao had gesproken over Jozef toen het graan op was (Gen. 41:55). Ook de bedienden kenden de Schrift. 

Lees de Toelichting bij dit verhaal.

Das erste Zeichen Christus that. Da er Wasser in Wein verkehrt hat. Ovenplaat uit Colmar, Frankrijk
Auf Elias Wort Öhl, Mehl sich reichlich mehrt. Der Witfrauen Sohn vom Tot zum Leben kehrt. Ovenplaat uit Colmar, Frankrijk