Jezus en de Belasting
Een geniaal antwoord
Wat zou jij doen als je een vraag kreeg waarop je, afhankelijk van je antwoord, ofwel gearresteerd zou worden, ofwel je gezag zou verliezen?
Markus 12:13-17 En zij stuurden enigen van de Farizeeën en van de Herodianen naar Hem toe om Hem op een woord te vangen. Dezen nu kwamen en zeiden tegen Hem: Meester, wij weten dat U waarachtig bent en Zich door niemand laat beïnvloeden; want U ziet de persoon van de mensen niet aan, maar U onderwijst de weg van God in waarheid. Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet? Moeten wij betalen of niet betalen? Daar Hij echter hun huichelarij kende, zei Hij tegen hen: Waarom verzoekt u Mij? Breng Mij een penning, opdat Ik hem bekijk. En zij brachten er een. En Hij zei tegen hen: Van wie is deze afbeelding en het opschrift? En zij zeiden tegen Hem: Van de keizer. Toen antwoordde Jezus hun: Geef dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is. En zij verwonderden zich over Hem.
De strikvraag
De vraag of het voor Joden die trouw waren aan de Thora toegestaan was om aan de Romeinen belasting te betalen was hét grote praktische strijdpunt van die tijd. Belasting aan een bezettende mogendheid wekt altijd al weerstand op. Zeker als die uitsluitend aan het bezettende leger wordt besteed. Voor de gelovige Joden uit die tijd was er nog een veel groter struikelblok. Dat was de manier waarop de Romeinse munten uitgevoerd waren! De beeltenis van de keizer stond er namelijk op. Dit in tegenspraak met het gebod om geen afbeeldingen te maken (Ex 20:4). In het randschrift werd hij bovendien vergoddelijkt. Als je een dergelijk munt gebruikte, erkende en diende je daarmee andere goden. Een overtreding van het gebod “U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben” (Ex 20:3).
Opstanden
Vanwege die belasting waren er verschillende opstanden geweest, die bloedig waren neergeslagen. Velen hadden de pragmatische keuze gemaakt om toch maar te betalen, ondanks dat het zonde was. Anders zouden ze allemaal gevangengezet of gedood worden. Dan bleven er geen gelovige Joden meer over.
Herodianen
Het is doortrapt van de Farizeeën dat ze naast hun leerlingen ook Herodianen naar Jezus sturen. Dat waren de handlangers van koning Herodes en dus van de Romeinen. Zo komt Jezus altijd klem te zitten. De inleiding op hun strikvraag zet dit dilemma op scherp:
“Meester, wij weten dat U waarachtig bent en Zich door niemand laat beïnvloeden; want U ziet de persoon van de mensen niet aan, maar U onderwijst de weg van God in waarheid.
De vraag
“Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet? Moeten wij betalen of niet betalen?”
Als Jezus “Nee” zegt, roept hij op tot belastingontduiking en zal hij door de Herodianen gearresteerd worden.
Zegt Hij toch “Ja”, dan blijkt dus dat Hij helemaal niet die principiële en niet te beïnvloeden leraar is waar het volk hem voor houdt. Dan verliest Hij Zijn gezag.
De vleiende inleiding is een grote stimulans voor Jezus om “Nee” te zeggen en dus gearresteerd te worden. Dan zijn de Farizeeën van hem af.
Het antwoord
Wat kan Jezus nu nog doen? Hij komt met een onverwachte, maar eenvoudige, vraag.
“Breng Mij een penning, opdat Ik hem bekijk.”
En zij brachten er één. En Hij zei tegen hen:
“Van wie is deze afbeelding en het opschrift?”
En zij zeiden tegen Hem: Van de keizer. Toen antwoordde Jezus hun:
“Geef dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is.”
Dat laatste zal Jezus wel met veel nadruk gesproken hebben. Daar hadden ze niet om gevraagd!
En zij verwonderden zich over Hem; en zij verlieten Hem en gingen weg, heeft Mattheus erbij geschreven.
De Herodianen zijn tevreden gesteld. Geen arrestatie vandaag. Deze man spoort de Joden aan om netjes hun belasting te betalen. Tot op vandaag denken velen dat dit de bedoeling van Jezus antwoord was. Betaal je belasting aan de staat, geef je collecte in de kerk en iedereen is tevreden.
Het beeld en het opschrift van God
De Farizeeën hebben een andere reactie. Zij verwachten van een rabbi een antwoord uit de Schrift, liefst uit de vijf boeken van Mozes. Ze weten ook dat Jezus compacte, cryptische, antwoorden geeft.
“Het beeld en het opschrift. Van de keizer en van God”.
Het beeld van God
Wat is het beeld van God? Bijbelgetrouw als ze zijn, denken ze direct aan Gen 1:27. En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem. Wij zijn zelf het beeld van God! We moeten onszelf aan God teruggeven door ons leven in Zijn dienst te stellen. Hij heeft recht op ons! Dat bedoelt Jezus!
Het opschrift van God
En dan het opschrift van God. Wat Jezus hiermee bedoelde is voor ons lastiger om achter te komen. Voor de Farizeeën was het helemaal niet moeilijk. Ze zagen het voor hun ogen! Gods naam stond namelijk als opschrift op hun voorhoofden. En wel op de tefillin, de gebedsriemen, die ze hadden.
Tefillin
Tegenwoordig hebben orthodoxe Joden deze tefillin alleen om wanneer ze bidden. Vandaar dat ze nu “gebedsriemen” heten. In de tijd van Jezus hadden Farizeeën ze altijd om. Misschien Jezus zelf ook. Het gaat niet om de riemen op zich, maar om de lederen capsules met Bijbelteksten die daarmee worden vastgebonden. Eén op het hoofd – tussen de ogen – en één op de hand. Dit in gehoorzaamheid aan o.m. Deut. 6:8: U moet de woorden die Ik u gebied als een teken op uw hand binden en ze moeten als een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn.
In die tijd waren de meeste ongeveer 1×2 cm groot. Dat weten we, doordat er tientallen gevonden zijn in grotten bij de Dode Zee, tussen de Dode Zeerollen. Binnen de lederen capsule zitten vier Bijbelgedeelten, geschreven op strookjes heel fijn perkament. Die zijn opgerold in compartimentjes genaaid. De groeven van die compartimentjes vormen de Hebreeuwse letter Shin, een soort W. Deze Shin staat volgens de traditie voor Shaddai, de Almachtige. Die gedachte vinden we ook in Openbaring 22:4 – Zijn Naam zal op hun voorhoofden zijn.
Tegenwoordig knoopt men het doosje ook zo vast dat deze knoop de letter Dalet vormt. De knoop van de tefillin op de hand vormt de letter Jod. Samen maken ze het woord: Shaddai – de Almachtige. Echt een randschrift dus! “Zodat alle volken zien dat de naam van de Heere over u is uitgeroepen” (naar Deuteronomium 28:10).
We hebben er geen bewijs van dat ze in Jezus’ tijd ook al zo werden geknoopt, maar het zou zonder meer kunnen.
Een paar voorbeelden van Joodse gewoonten die al uit deze tijd stammen.
De boodschap van het Opschrift van God is dus hetzelfde als van het Beeld van God: Ons lichaam is van God! Dat horen we in Zijn dienst te stellen.
Ook de inhoud van de teksten duidt hierop. Op één van de vier staat: “Luister, Israël! De HEERE, onze God, de HEERE is één! Daarom zult u de HEERE, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht.” (Deuteronomium 6:4,5)
De strekking van het geheel
De strekking van Jezus antwoord is dus niet “Betaal braaf je belasting”, maar “Die hele belastingkwestie, waar iedereen zich zo druk over maakt, is helemaal niet belangrijk in vergelijking met de kwestie dat je jezelf aan God moet geven!”
Ik ben ervan overtuigd dat als Jezus niets anders gedaan en gezegd zou hebben dan deze ene uitspraak, dan was hij beroemd geworden. Misschien wel tot in deze tijd.
Uit het antwoord van Jezus blijkt Zijn Joods zijn en zijn ook zijn genialiteit. Niemand anders was hierop is gekomen! Dan dringt de vraag zich op: Wie was deze man?
Voor wie Jezus serieus neemt, ligt er de grote vraag:
Hoe geef ik mezelf terug aan God?
Dat is ook wat de schilder Titiaan Jezus lijkt te laten zeggen tegen de man die Hem de belastingmunt laat zien.
Lees ook het verhaal van de “Making-of en de Follow-up ” van dit artikel.
Dit artikel is onderdeel van de serie